Literatuur 14 een onbekende trekvogel

Literatuur 14 
een onbekende trekvogel
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Literatuur 14 
een onbekende trekvogel

Slide 1 - Tekstslide

Programma


-Herhalen literatuur


10 min
-Een onbekende trekvogel
15 min
-Zelfstandig oefenen
40 min

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet wat metaforen zijn en wat hun functie is;
  • Je kan metaforisch taalgebruik herkennen;
  • Je kan metaforen interpreteren;
  • Je kan onderzoek doen naar metaforisch taalgebruik en zelf een metaforisch verhaal schrijven. 

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk controleren + nakijken
Geen huiswerk! 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil in hoofdpersonen en bijpersonen?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het verschil in verteltijd en vertelde tijd?

Slide 6 - Open vraag

Welke vertelperspectieven ken je nog?

Slide 7 - Woordweb

Vertellen van verhalen

Hoofdpersonen --> complete karakters, maken complete ontwikkeling door.
Bijfiguren --> hebben een dienende rol, worden nauwelijks uitgewerkt. 
Expliciete karakterisering --> verteller geeft direct informatie over het karakter. 
Impliciete karakterisering --> de lezer ontdekt zelf het karakter van het personage. 
Plot --> de gebeurtenissen in een verhaal.
Verhaalstructuur --> structuur van een verhaal - vaak chronologisch en logisch. 
Terugblikken --> er wordt naar een gebeurtenis vooruitgekeken. 
Vooruitwijzing --> er wordt naar een gebeurtenis vooruit gewezen. 
Causaliteit --> logisch verband in oorzaak-gevolg. 
Verteltijd --> hoelang in zinnen erover gedaan wordt om een gebeurtenis te beschrijven. 
Vertelde tijd --> hoeveel tijd er in het boek voorbij gaat. 
Tijdsvertraging --> tijd oprekken om de spanning te behouden. 
Ruimte / setting --> waar het verhaal zich afspeelt. 

Slide 8 - Tekstslide

Vertellen van verhalen
Ik-verteller --> je leest het verhaal vanuit een ik-persoon. 
Vertellend ik --> vertelt over de gebeurtenissen en personages. 
Belevend ik --> neemt zelf deel aan de gebeurtenissen. 
Onbetrouwbaar perspectief --> Ook wel belevend ik. 
Hij-zij-verteller = personale verteller --> niet merkbaar aanwezig en laat andere personages het woord doen. 
Enkelvoudig of meervoudig perspectief --> door hoeveel ogen lees je het verhaal. 
Alwetende / auctoriale verteller --> staat boven het verhaal en weet alles van alle personages. 
Neutraal perspectief --> de alwetende verteller geeft geen commentaar op de personages. 

Slide 9 - Tekstslide

Toepassing
We lezen klassikaal Een onbekende trekvogel op blz 172-174.

 


Slide 10 - Tekstslide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Literatuur paragraaf 14 een onbekende trekvogel, opdracht 2-9 en 11
Hoe?
Oefenboek blz 162-162.
Handboek blz 160-162 en 172-174.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 14:40.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Opdrachten van gisteren.

Slide 11 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat metaforen zijn en wat hun functie is.

Je kan metaforen interpreteren.
Je kan metaforisch taalgebruik herkennen.

Je kan onderzoek doen naar metaforisch taalgebruik en zelf een metaforisch verhaal schrijven. 

Slide 12 - Sleepvraag