Les 4.7 Grammatica

Inhoud van deze les
• Welkom
• Taalvoutje
• Doel: Aan het eind van de les weet ik de kenmerken van een lidwoord (LW)                   en zelfstandig naamwoord (ZN) en kan ik een lidwoord en zelfstandig                 naamwoord benoemen.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Inhoud van deze les
• Welkom
• Taalvoutje
• Doel: Aan het eind van de les weet ik de kenmerken van een lidwoord (LW)                   en zelfstandig naamwoord (ZN) en kan ik een lidwoord en zelfstandig                 naamwoord benoemen.

Slide 1 - Tekstslide

Taalvoutje






Ik hoor wat zoemen op m’n fruitschaal.

Slide 2 - Tekstslide

Actie:
• Bespreken les 4.4 opdracht 10 en les 4.5
• Instructie lidwoord (LW) en zelfstandig naamwoord (ZN)
• ZS  les 4.7 opdracht 1 - 6          
• Afsluiting (evaluatie leerdoelen)


Slide 3 - Tekstslide

Lidwoord (LW)
Er zijn 3 lidwoorden (LW) in het Nederlands: de, het en een.
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: het huis, de tas, een hond.
In het meervoud gebruik je altijd de: de huizen, de tassen, de honden.
Soms staan er nog andere woorden tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord: het glazen huis.

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (ZN)
Zelfstandige naamwoorden (ZN) zijn woorden voor:
  • mensen: bakker, kindje, vuilnismannen;
  • dieren: hond, aapje, muizen;
  • planten: cactus, bomen, grassprietje;
  • dingen: pen, krukje, gordijnen;
  • namen: Sem, Ommen, Meidoornstraat;
  • begrippen: liefde, respect, geluk;
Vaak kun je een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord zetten: een opa, het berichtje, de cavia's.

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoord (WW)
Een werkwoord (WW) is een doe-woord. Het zegt wat iets vof iemand doet of wat er gebeurt.
Voorbeeld: maak, gedaan, is, wandelde, bekijken, liep...........
Werkwoorden hebben verschillende vormen. Ze staan in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd.
Van een werkwoord kun je een ik-hij-wij-rijtje maken.
Voorbeeld: ik loop - hij loopt - wij lopen.

Slide 6 - Tekstslide

Uitlegvideo
Hierna volgt een uitlegvideo over eenvoudige werkwoorden.

Als je het handig vindt, kun je de video stopzetten en aantekeningen maken.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide