toets politiek lindy

1 / 46
volgende
Slide 1: Video
BurgerschapSpeciaal OnderwijsLeerroute 6

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Slide 2 - Video

Wat is een referendum?
A
een volksstemming over en belangrijk onderwerp
B
een voorbeeld van een belangengroep

Slide 3 - Quizvraag

Hoe noem je het als inwoners zelf mogen stemmen over een wet of een probleem?
A
directe democratie
B
indirecte democratie

Slide 4 - Quizvraag

hoe noem je het als je volksvertegenwoordigers kiest die namens ons de beslissingen nemen?
A
directe democratie
B
indirecte democratie

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Hoe noem je het recht om te mogen stemmen?
A
actief kiesrecht
B
passief kiesrecht

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noem je het recht om jezelf verkiesbaar te stellen?
A
actief kiesrecht
B
passief kiesrecht

Slide 8 - Quizvraag

welke stroming vindt vooral vrijheid heel belangrijk
A
sociaal-democratie
B
christen-democratie
C
liberalisme

Slide 9 - Quizvraag

Welke stroming vindt gelijkwaardigheid en solidariteit heel belangrijk?
A
sociaal-democratie
B
christen-democratie
C
liberalisme

Slide 10 - Quizvraag

Welke stroming is gebaseerd op het geloof?
A
sociaal-democratie
B
christen-democratie
C
socialisme

Slide 11 - Quizvraag

Met zo min mogelijk regels je eigen geld verdienen zonder dat de overheid zich ermee bemoeit.
waar gaat dit over?
A
Economische vrijheid
B
persoonlijke vrijheid

Slide 12 - Quizvraag

De vrijheid om te leven zoals jij wilt?
dit heet:
A
economische vrijheid
B
persoonlijke vrijheid

Slide 13 - Quizvraag

Welk begrip is hier omschreven:
klaarstaan voor mensen met wie het niet zo goed gaat
A
solidariteit
B
gelijkwaardigheid

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een one issue partij
A
D66
B
vvd
C
partij voor de dieren

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een populistische partij?
A
PVV
B
D66
C
CDA

Slide 16 - Quizvraag

De regering bestaat uit
A
De ministers
B
de ministers en de koning(de koning beslist niet mee)

Slide 17 - Quizvraag

Hoe noem je het dagelijks bestuur van ons land?
A
de gemeente
B
het kabinet
C
de provincie

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noem je de plannen van een nieuwe regering voor de komende jaren?
A
lange termijn planning
B
het regeerakkoord

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je een soort assistent minister die verantwoordelijk is voor een deel van de taken van een minister?
A
een ambtenaar
B
een wethouder
C
een staatssecretaris

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn belangrijke taken van de koning?
A
een handtekening zetten onder alle wetten
B
de troonrede voorlezen op prinsjesdag
C
ons land vertegenwoordigen in het buitenland
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 21 - Quizvraag

hierin staat heel gedetailleerd alle plannen van het kabinet voor het komend jaar
A
regeerakkoord
B
miljoenennota

Slide 22 - Quizvraag

Deze partij is opgericht in 1966 om de democratie te vernieuwen
A
vvd
B
d66
C
cda

Slide 23 - Quizvraag

de belangrijkste waarde van deze partij is de vrijheid van burgers
A
SP
B
D66
C
VVD

Slide 24 - Quizvraag

Dit is een linkse partij met enkele liberale standpunten
A
VVD
B
groen links
C
d66

Slide 25 - Quizvraag

Sleep de partij naar de richting waar deze het meeste bij hoort.
Linkse Politiek
Politieke midden
Rechtse Politiek

Slide 26 - Sleepvraag

Slide 27 - Video

Slide 28 - Tekstslide

Nederland is een directe democratie
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Welke politieke stroming staat het meeste voor gelijkheid en solidariteit?
A
Liberalen
B
Sociaal-democraten
C
Christen-Democraten
D
Populisten

Slide 30 - Quizvraag

Directe en indirecte democratie
Directe democratie                           


                   


Het volk mag rechtstreeks stemmen over een beslissing. Voorbeeld: referendum.

Referendum
Volksstemming over een belangrijk onderwerp.

Slide 31 - Tekstslide

Ambtenaren en overheid
Politici worden geholpen door Ambtenaren

 

Ambtenaren
Personen die werken voor de overheid.

De overheid
Alle ambtenaren en politici samen.

Slide 32 - Tekstslide

Algemeen belang
De politiek houdt zich bezig met zaken die voor veel mensen belangrijk zijn. Dit noemen we zaken die van algemeen belang zijn. Voorbeelden: 
  • Onderwijs
  • Veiligheid
  • Zorg
  • Wegen
  • Etc.

Slide 33 - Tekstslide

Overheidsfinanciën
De overheid betaalt de zaken van algemeen belang door het heffen van belastingen aan burgers en bedrijven.
Maar wat gebeurt als de overheid te weinig geld heeft? De overheid kan dan:
  • Belastingen verhogen.
  • Bezuinigen (minder uitgeven).
  • Geld lenen.

Slide 34 - Tekstslide

De waarde gelijkwaardigheid hoort bij:
A
Liberalisme
B
Sociaal-democratie
C
Christen-democratie

Slide 35 - Quizvraag

Waar staat trias politica voor?

Slide 36 - Open vraag

Het doel van christen-democratie is:
A
Eerlijke verdeling van de inkomens
B
Respect voor het Woord van God
C
Bescherming van vrijheid voor mensen om te doen wat ze willen

Slide 37 - Quizvraag

Liberalisme staat voor...
A
... persoonlijke vrijheid
B
... christelijke geloof
C
... gelijkwaardigheid
D
... economische vrijheid

Slide 38 - Quizvraag

Een doel van sociaal-democratie is?
A
Gelijkwaardigheid
B
Eerlijke verdeling van inkomens
C
Respect voor het Woord van God (de Bijbel)
D
Bedrijven zomin mogelijk belastingen opleggen

Slide 39 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de trias politica?
A
parlement
B
ministers
C
rechters
D
verkiezingen

Slide 40 - Quizvraag

4

Slide 41 - Video

Wat is een coalitie?
A
Politieke partijen die samen een regering vormen
B
Politieke partijen die met wetsvoorstellen komen
C
De regering die bestaat uit koning en ministers
D
De Eerste en de Tweede Kamer samen

Slide 42 - Quizvraag

Bij wie legt het nieuw gevormde kabinet een eed af?
A
Bij de minister-president
B
Bij de koning
C
Bij de leden van de Tweede Kamer
D
Bij de staatssecretarissen

Slide 43 - Quizvraag

In het regeerakkoord staat...
A
...wat de koning wil bereiken
B
...wat de taak van ministers is
C
...wat de regering wil bereiken
D
...wat de uitgaven en inkomsten van de regering zijn

Slide 44 - Quizvraag

Het kabinet bestaat uit:
A
De koning, alle ministers en staatssecretarissen
B
De koning en alle ministers
C
Alle ministers en staatssecretarissen
D
De minister-president en alle ministers

Slide 45 - Quizvraag

Wat wordt op Prinsjesdag voorgelezen en gepresenteerd?

Slide 46 - Open vraag