Workshop B1 - In zicht thema 3 - voegwoord met hoofdzin en bijzin

Hoofdzin en bijzin
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Hoofdzin en bijzin

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet ik al?
Maak op de volgende slide de goede combinaties.

Slide 2 - Tekstslide

timer
5:00
Ik moet hard studeren voor het examen ...
Wil je een kopje koffie ...
Pedro spreekt geen Nederlands ...
Volgende week moet ik examen doen ...
Eerst gaan we vergaderen ...
... want het examen is heel moeilijk.
... of wil je liever thee?
... maar hij begrijpt het wel een beetje.
... dus ik moet hard studeren. 
... en dan gaan we koffie drinken. 

Slide 3 - Sleepvraag

Voegwoorden met hoofdzin
want - en - maar - of - dus







Deze voegwoorden staan tussen twee hoofdzinnen.
Let op! Achter het voegwoord dus hebben we twee mogelijkheden: hoofdzin of hoofdzin met inversie.
hoofdzin
voegwoord
hoofdzin
Ana doet een cursus Nederlands
want
zij wil beter Nederlands spreken.
Peter woont in Amsterdam
en
hij werkt daar ook.
Ik wil een auto kopen
maar
ik heb niet genoeg geld.
We gaan naar Oostenrijk
of
we gaan naar Spanje.
De trein heeft vertraging
dus
ik kom te laat op mijn werk.
kom ik te laat op mijn werk. 

Slide 4 - Tekstslide

Johan zoekt een andere baan dus
timer
1:00

Slide 5 - Open vraag

Pieter gaat vanmiddag naar de huisarts want
timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

Marjan heeft hard voor het examen gestudeerd, maar
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Ik ga dit jaar eerst mijn opleiding afmaken en
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

We kunnen vanavond gaan sporten of
timer
1:00

Slide 9 - Open vraag

Voegwoorden met bijzin
D volgende voegwoorden staan tussen een hoofdzin en een bijzin:

omdat - als - dat - nadat - voordat - wanneer - toen - zodra - hoewel - zodat

Slide 10 - Tekstslide

Voegwoorden met bijzin
Kijk naar de volgende zinnen:
hoofdzin
voegwoord
bijzin
Ik ga vandaag niet met de fiets
omdat
het hard regent.
Ik koop een nieuwe auto
als
ik genoeg geld heb.
De docent zegt
dat
we volgende week een test hebben.
We gaan nog iets drinken
nadat
de film afgelopen is.
Jan kijkt altijd naar het nieuws
voordat
hij naar bed gaat.
We zijn altijd heel vrolijk
wanneer
de lente is begonnen.
U krijgt bericht van ons
zodra
de uitslag bekend is.
Ik woonde in Londen
toen
ik klein was.
Ik ga met de fiets naar school
tenzij
het slecht weer is.
Peter wil meer sporten
zodat
hij zich fitter gaat voelen.

Slide 11 - Tekstslide

Voegwoorden met bijzin
De volgorde van de woorden in de bijzin is anders dan in de hoofdzin. Kijk naar de structuur:

bijzin
voegwoord
onderwerp
rest
werkwoord(en)
omdat
het
hard
regent.
als
ik
genoeg geld
heb.
dat
we
volgende week een test
hebben.
nadat
de film
afgelopen is.
voordat
hij
naar bed
gaat.
wanneer
de lente
is begonnen.
zodra
de uitslag
bekend
is.
toen
ik
klein
was.
hoewel
het
slecht weer
is.
tenzij
hij 
zich fitter
gaat voelen.

Slide 12 - Tekstslide

Voegwoorden met bijzin
Hoofdzin + bijzin of Bijzin + hoofdzin

Vergelijk:

A Ik koop een nieuwe auto, als ik genoeg geld heb.
B Als ik genoeg geld heb, koop ik een nieuwe auto.

A Ik woonde in Londen, toen ik klein was.
B Toen ik klein was, woonde ik in Londen.

De A-zin begint met de hoofdzin. De B-zin begint met de bijzin. De hoofdzin komt na de komma en krijgt inversie. 

Let op! Een bijzin met dat of nadat staat niet aan het begin. Dan begin je altijd met de hoofdzin.

Slide 13 - Tekstslide

Wat weet je nu?
Maak op de volgende slide de goede combinaties.

Slide 14 - Tekstslide

timer
5:00
Ik moet deze week hard studeren ...
Veel mensen zijn meestal heel moe ...
Mijn buren hebben gezegd ..

Mijn ouders waren heel blij ...
Wij drinken meestal een kopje koffie ...
... omdat ik volgende week examen doe.
... als ze van hun werk thuiskomen.
... dat ze dit weekend een feest geven.
... toen ze het goede nieuws hoorden.
... nadat we gegeten hebben.

Slide 15 - Sleepvraag

Oefenen met het voegwoord
Vul op de slides het goede voegwoord in.

Slide 16 - Tekstslide

De leraar heeft gezegd ... we volgende week een test krijgen.

Slide 17 - Open vraag

Peter laat 's morgens eerst de hond uit ... hij naar zijn werk gaat.

Slide 18 - Open vraag

Ik reis elke dag met de trein ... de treinen vaak vertraging hebben.

Slide 19 - Open vraag

De assistente zal u bellen ... de uitslag van uw bloedtest binnen is.

Slide 20 - Open vraag

We gingen vaak naar de film ... we nog studeerden.

Slide 21 - Open vraag

Ik ga een auto kopen ... ik mijn rijbewijs heb gehaald.

Slide 22 - Open vraag

Susan gaat vandaag niet naar haar werk ... ze de griep heeft.

Slide 23 - Open vraag

De meeste mensen worden vrolijk ... de zon weer gaat schijnen.

Slide 24 - Open vraag

Oefenen met inversie
Draai nu de zinnen van de vorige oefening om. Begin met de zin met het voegwoord.
Schrijf de goede zin op.

Slide 25 - Tekstslide

Peter laat 's morgens eerst de hond uit voordat hij naar zijn werk gaat.

Slide 26 - Open vraag

Ik reis elke dag met de trein, hoewel de treinen vaak vertraging hebben.

Slide 27 - Open vraag

De assistente zal u bellen, zodra/als de uitslag van u bloedtest binnen is.

Slide 28 - Open vraag

We gingen vaak naar de film, toen we nog studeerden.

Slide 29 - Open vraag

Ik ga een auto kopen, als/zodra ik genoeg geld heb.

Slide 30 - Open vraag

Susan gaat vandaag niet naar haar werk, omdat ze de griep heeft.

Slide 31 - Open vraag

Oefenen met zinnen met een voegwoord schrijven
Maak op de volgende slides de zin af.

Slide 32 - Tekstslide

De leraar zegt dat

Slide 33 - Open vraag

We willen graag verhuizen, omdat

Slide 34 - Open vraag

Toen ik naar Nederland kwam,

Slide 35 - Open vraag

Marjan gaat deze week hard studeren zodat

Slide 36 - Open vraag

Voordat ... moet u eerst het Staatsexamen NT2 doen.

Slide 37 - Open vraag

Hoewel ... blijf ik toch in Nederland wonen.

Slide 38 - Open vraag

Wanneer we genoeg geld hebben gespaard,

Slide 39 - Open vraag

Nadat de film afgelopen was,

Slide 40 - Open vraag

Terugkijken
  • Ik kan met de voegwoorden want, en, maar, of, dus zinnen schrijven.
  • Ik kan met de voegwoorden omdat, als, dat, nadat, voordat, wanneer, toen, zodra, hoewel, zodat zinnen schrijven.

Slide 41 - Tekstslide

Ik heb de doelen behaald.
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll