ONP10 - 10 december

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Beroepsopleiding

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Korte herhaling...
Het Nederlands heeft 2 soorten zinnen:
1. Hoofdzin
2. Bijzin

Slide 2 - Tekstslide

De hoofdzin
De hoofdzin heeft altijd één werkwoord op de tweede plaats en de andere werkwoorden aan het einde.

De hoofdzin kan met inversie en zonder inversie.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdzin (zonder inversie)

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdzin (met inversie)

Slide 5 - Tekstslide

de werkwoorden blijven op dezelfde plaats!

Slide 6 - Tekstslide

De bijzin
De bijzin heeft altijd:
- het onderwerp op de eerste plaats
- alle werkwoorden op de laatste plaats 

Slide 7 - Tekstslide

De bijzin

Slide 8 - Tekstslide

Bijzin
Let op de volgorde van de werkwoorden in de bijzin 
als je 2 werkwoorden gebruikt
- Is het tweede werkwoord een infinitief? 
Eerst de persoonsvorm, daarna het infinitief
- Is het tweede werkwoord een voltooid deelwoord? 
Dan maakt de volgorde niet uit

Slide 9 - Tekstslide

Bijzin
Goed: (Zij vertelde dat) zij morgen examen gaat doen.
Fout: (Zij vertelde dat) zij morgen examen doen gaat.

Goed: (Hij zegt dat) hij het examen goed heeft gemaakt.
Goed: (Hij zegt dat) hij het examen goed gemaakt heeft.

Slide 10 - Tekstslide

Bijzin
Soms heb je nog woorden achter het werkwoord:
Zij vertelde dat zij morgen examen gaat doen in Rotterdam.
Ik herinner me dat hij gisteren heeft gesproken over dat onderwerp.

Je mag woorden achter het werkwoord zetten als je begint met een voorzetsel.

Slide 11 - Tekstslide

(Hij was gisteren afwezig, want) toen was hij ziek.
A
Hoofdzin zonder inversie
B
Hoofdzin met inversie
C
Bijzin

Slide 12 - Quizvraag

(Het is heel goed als) je veel oefent met spreken.
A
Hoofdzin zonder inversie
B
Hoofdzin met inversie
C
Bijzin

Slide 13 - Quizvraag

Hoofdzin of bijzin?
Kijk naar het voegwoord!

Gebruik je geen voegwoord?
Dan maak je altijd een hoofdzin (met of zonder inversie).


Slide 14 - Tekstslide

Voegwoorden voor hoofdzin
Gebruik je wel een voegwoord? Je krijgt een hoofdzin bij:
en - maar - want - dus - of
... en ik ga een nieuw boek kopen.
... maar ik wil snel examen doen.
... want de les is bijna voorbij.
... dus het is bijna vakantie.
... of we gaan naar Amsterdam.

Slide 15 - Tekstslide

Voegwoorden voor bijzin
Gebruik je wel een voegwoord? Je krijgt een bijzin bij alle andere voegwoorden:
dat - omdat - zodat - totdat - voordat - nadat 
toen - als - terwijl - wanneer - zodra - sinds
hoewel - mits - om - indien - tenzij - alsof - of

Slide 16 - Tekstslide

Let op!
Dit zijn geen voegwoorden:
daarom - daardoor - daarna - daar....
dan - toch - bovendien - ook - anders 
eerst - ten slotte 

Je gebruikt dan dus een hoofdzin met inversie (als deze woorden op de eerste plaats staan)

Slide 17 - Tekstslide

Ik spreek al goed Nederlands, maar toch ...

Slide 18 - Open vraag

Zij maakt altijd het huiswerk, tenzij ...

Slide 19 - Open vraag

Mijn buurvrouw vroeg of ...

Slide 20 - Open vraag

Mijn telefoon is gevallen. Daarom ...

Slide 21 - Open vraag

Ik wil de opdracht klaar hebben, voordat ...

Slide 22 - Open vraag

Zij koopt een nieuwe laptop, hoewel ...

Slide 23 - Open vraag