De evolutietheorie is vanaf de 18e eeuw ontwikkeld door Charles Darwin.
De theorie is niet te bewijzen. Er zijn wel veel feiten die de theorie ondersteunen.
De feiten zijn de argumenten voor de evolutietheorie.
De evolutietheorie gaat uit van:
- variatie in genotypen
- natuurlijke selectie
- het ontstaan van nieuwe soorten
Slide 6 - Tekstslide
Variatie in genotype
Geslachtelijke voortplanting > nieuwe genotypen
Nieuwe genotypen > Nieuwe fenotypen
Slide 7 - Tekstslide
survival of the fittest
Natuurlijk selectie
* de best aangepaste
* beste schutkleur
*de snelste/grootste/ langste
Slide 8 - Tekstslide
Het ontstaan van nieuwe soorten
Wanneer soorten van elkaar gescheiden raken en de leefomgeving verandert
Slide 9 - Tekstslide
Argumenten voor evolutietheorie
Fossielen
Rudimentaire organen
Overeenkomsten in:
-DNA, eiwitten en fenotypen
-Embryonale ontwikkeling -Bouw
Slide 10 - Tekstslide
Fossielen
zachte delen verdwijnen
harde delen
verstenen
Slide 11 - Tekstslide
Rudimentaire organen
Slide 12 - Tekstslide
Overeenkomsten
Alle dieren, dezelfde cellen
Processen in organismen werken hetzelfde (verbranding bijvoorbeeld)
De opbouw van sommige stoffen is in veel organismen hetzelfde (DNA en eiwitten)
Slide 13 - Tekstslide
De ontwikkeling van leven op aarde
Wat moet je weten:
de geologische tijdschaal kunnen aflezen
weten welke levensvormen als eerste kwamen en welke hierna kwamen
Evolutionaire stambomen kunnen aflezen
Slide 14 - Tekstslide
Geologische tijdschaal
Wetenschappers hebben onderzoek gedaan naar de geschiedenis van het leven op aarde.
De geschiedenis van het leven op aarde is verdeeld in tijdperken en periodes
Deze hoef je niet te kennen, maar je moet een afbeelding als deze wel af kunnen lezen!
Slide 15 - Tekstslide
stambomen en verwantschap
Slide 16 - Tekstslide
Kenmerken
*Bacterie is eencellig, voortplanting vindt plaats door deling
*Schimmel is een- of meercellig (schimmeldraden en paddestoel)
voortplanting vindt plaats door
deling (eencellig)
of sporen (meercellig)
Slide 17 - Tekstslide
Nuttig of schadelijk?
Nuttig:
+ bacteriën en schimmels zijn reducenten dus ruimen op
+ bacteriën zorgen voor een goede balans in je darmen + bacterien en schimmels worden gebruikt in de biotechnologie, ze maken yoghurt, alcohol (gist) en rijzen je brood + sommige schimmels zijn eetbaar
Schadelijk:
- laten voedsel bederven - kunnen een schimmelinfectie of bacteriële infectie veroorzaken
Slide 18 - Tekstslide
Indeling in het plantenrijk
* Mossen
* Paardenstaarten
* Varens
* Zaadplanten (naaktzadigen en bedektzadigen)
Slide 19 - Tekstslide
Mossen
- Sporen ontstaan in sporendoosjes
Slide 20 - Tekstslide
Paardenstaarten
- sporen ontstaan in sporenvormende orgaantjesaan het uiteinde van de stengels
Slide 21 - Tekstslide
Varens hebben sporenhoopjes
Slide 22 - Tekstslide
Zaadplanten
Wortels, stengels, bladeren
Wel bloemen
Voortplanting door zaden
Slide 23 - Tekstslide
Zaadplanten
Naaktzadigen
- Zaden tussen de schubben (kegels)
- Bladeren meestal naaldvormig
Bedektzadigen
- Zaden in vruchten
- Bladeren niet naaldvormig
Slide 24 - Tekstslide
sporenplanten
Slide 25 - Tekstslide
Symmetrie
Dieren zijn
- niet symmetrisch
- tweezijdig symmetrisch
- veelzijdig symmetrisch
Slide 26 - Tekstslide
Uitwendig skelet
Inwendig skelet
Slide 27 - Tekstslide
Sponzen
Kenmerken:
- niet symmetrisch
- skelet van stevige hoornstof
tussen de cellen
- zitten meestal vast op de
bodem van de zee
Slide 28 - Tekstslide
holtedieren
Kenmerken:
- veelzijdig symmetrisch
- meestal geen skelet
- leven in water
- vangen hun prooi met
tentakels
Slide 29 - Tekstslide
Wormen
tweezijdig symmetrisch
geen skelet
lichaam is lang en dun
Slide 30 - Tekstslide
Stekelhuidigen
Kenmerken:
- veelzijdig symmetrisch
- inwendig skelet (kalk)
- de huid is bedekt met stekels
of knobbels
- leeft op debodem van de zee
Zee-egel
Zeester
Zeekomkommer
Slide 31 - Tekstslide
Weekdieren
Kenmerken:
- Tweezijdig symetrisch
- Meestal een schelp of huisje
als skelet
Inktvis
Naaktslak
Mossel
Slide 32 - Tekstslide
Geleedpotigen
Kenmerken:
- tweezijdig symetrisch
- uitwendig skelet in de vorm van
een pantser
- vervellen
1 insecten (6 poten)
2 spinachtigen (8 poten)
3 kreeftachtigen (10-14 poten)
4 Duizendpoten (heel veel)
Insect
6 poten
1
Spinachtigen
8 poten
2
Kreeftachtigen
10 poten
3
Veel potigen
veel poten (meer dan 10)
4
Slide 33 - Tekstslide
segmenten
Slide 34 - Tekstslide
Gelede poten
Poten zijn opgebouwd uit stukjes:
de leden
Slide 35 - Tekstslide
Gewervelden
Kenmerken:
- tweezijdig symetrisch
- inwendig skelet
1: vissen
2: reptielen
3: amfibiën
4: vogels
5: zoogdieren
Slide 36 - Tekstslide
kenmerken voor de indeling van gewervelden
- huid
- lichaamstemperatuur
- ademhalingsorganen
- voortplanting
- milieu
Slide 37 - Tekstslide
Determineren
Organismen die je niet kent, kun je in een domein, rijk, stam of klasse plaatsen door op de kenmerken te letten.
Determineren is achter de naam van een organisme komen met behulp van een determineertabel of een zoekkaart.
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
vragen ? of iets dan je nog extra uitgelegd wil hebben