Strips, woordenschat

Woordenschat quiz
Het doel van deze les is om de geleerde woorden toe te passen in quizvorm.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat quiz
Het doel van deze les is om de geleerde woorden toe te passen in quizvorm.

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent de identiteit?
A
jezelf
B
iets wat te maken heeft met jouw familie
C
De persoonlijkheid. Iets wat je onderscheidt van anderen
D
een gekke gewoonte

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent de aanleiding?

Slide 3 - Open vraag

Welke woorden horen bij het assortiment van een sportwinkel?
A
tennisballen
B
een hockeystick
C
de kassa
D
sportsokken

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent: een bepaalde reputatie hebben?

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent volwaardig?
A
alles is nog helemaal heel
B
vol
C
een vriendelijk persoon
D
alle kwaliteit zit er nog in

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent het woord: weergeven
A
raadplegen
B
spiegeling
C
Iets laten horen of laten zien
D
verzoeken

Slide 7 - Quizvraag

Noem zoveel mogelijk woorden
die iets met het woord "specifiek"
te maken hebben

Slide 8 - Woordweb

Leg uit wat de liefde symboliseert.

Slide 9 - Open vraag

Op de achtergrond zie je een plaatje. Hoe noem je dat ook wel?
A
graffiti
B
een illustratie
C
een observatie
D
een boom

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent: accentueren
A
iets laten zien
B
aanstrepen
C
iets benadrukken
D
onderstrepen

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent: de spot drijven met iemand?

Slide 12 - Open vraag

Wat betekent: iemand op de hak nemen?
A
een schoen met een hak kopen
B
iemand betrappen
C
een grapje uithalen, waardoor je iemand over iets laat nadenken
D
iemand verwaarlozen

Slide 13 - Quizvraag

Noem zoveel mogelijk woorden
die iets met het woord "complex"
te maken hebben

Slide 14 - Woordweb