Wet Personenvervoer 2000

1 / 22
volgende
Slide 1: Video
BeveiligingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

De Wet personenvervoer 2000 en het daaruit voortvloeiende Besluit personenvervoer 2000 zijn van toepassing op:
A
openbaar vervoer
B
besloten busvervoer
C
openbaar vervoer over railwegen en langs geleide systemen
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 2 - Quizvraag

Vanaf welke leeftijd zijn personen die gebruik maken van het openbaar vervoer verplicht hun identiteitsbewijs bij te hebben?
A
16 jaar
B
14 jaar
C
12 jaar

Slide 3 - Quizvraag

Wanneer is er GEEN vervoersprijs verschuldigd?
A
vervoer van handbagage
B
een hond die een persoon begeleidt die voorzien is van een legitimatiebewijs voor gehandicapten
C
vouwfiets waarvoor geen zitplaats nodig is
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 4 - Quizvraag

Artikel 70 van de Wet personenvervoer 2000 zegt dat het verboden is om zonder een geldig vervoersbewijs gebruik te maken van het openbaar vervoer en de daartoe behorende voorzieningen. Het Besluit personenvervoer 2000 geeft in artikel 45 hierop enkele uitzonderingen. Geef aan welke van de volgende uitzonderingen NIET genoemd staat in artikel 45 van het besluit personenvervoer 2000.
A
Kinderen onder geleide die de leeftijd van vier jaar nog niet hebben bereikt en voor wie geen eigen zit plaats wordt verlangd
B
Een persoon van tenminste 12 jaar oud die een persoon begeleidt die voorzien is van een legitimatiebewijs voor gehandicapten
C
Gehandicapte die is voorzien van een legitimatiebewijs voor gehandicapten
D
Opsporingsambtenaren die belast zijn met het toezicht en de opsporing tijdens de uitoefening van de opgedragen taak genoemd in de Wet personenvervoer 2000

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn toezichthouders?
A
Alleen opsporingsambtenaren die volgens de akte van benoeming zijn aangesteld voor toezicht en opsporing
B
Alle personen, die genoemd zijn in de artikelen 141 en 142 SV
C
Alle personen, die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
D
Alleen de BOA's die in de wetgeving over het openbaar vervoer zijn genoemd.

Slide 6 - Quizvraag

Artikel 72 Wet personenvervoer 2000
Het is een ieder verboden zich in een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleide systeem voortbewogen voertuig dan wel in of in de onmiddellijke nabijheid van een station, halteplaats, of een andere bij het openbaarvervoer behorende ...(1)... en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften zodanig te gedragen dat orde, rust ...(2)... of een goede bedrijfsgang wordt of kan worden verstoord.
Wat staat er bij (1) en (2)?
A
(1) voorziening (2) zedigheid
B
(1) voorziening (2) veiligheid
C
(1) ruimte (2) veiligheid

Slide 7 - Quizvraag

Welke van de onderstaande vervoermiddelen valt niet onder de definitie van " openbaar vervoer" in de zin van de Wet personenvervoer 2000?
A
trein
B
straattaxi
C
tram
D
trolleybus

Slide 8 - Quizvraag

Beoordeel de volgende stellingen:

I als een meisje van 13 jaar een vrouw begeleidt die een legitimatiebewijs voor gehandicapten heeft, hoeft dat meisje geen geldig vervoerbewijs te hebben.

II voordat een persoon een tram betreedt, moet hij in het bezit zijn van een geldig vervoersbewijs
A
Stelling I en II zijn onjuist
B
Stelling I en II zijn juist
C
Alleen stelling II is juist
D
Alleen stelling I is juist

Slide 9 - Quizvraag

Hoe lang is een persoonlijke OV chipkaart geldig? Typ alleen het cijfer.

Slide 10 - Open vraag

Geef van onderstaande voorbeelden aan of er sprake is van openbaarvervoer volgens het besluit personenvervoer 2000.
A
Vervoer van zieken of slachtoffers van een ongeval en hun begeleiders met motorvoertuigen.
B
Personenvervoer volgens een dienstregeling met een metro
C
Vervoer met auto's of bussen voor de uitvoering van trouwerijen of uitvaarten.

Slide 11 - Quizvraag

In het hele Nederlandse openbaar vervoer wordt gebruik gemaakt van de OV-chipkaart. Benoem ze alle vier.

Slide 12 - Open vraag

Wat wordt er verstaan onder de definitie ‘openbaar vervoer’?
A
voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro en tram
B
voor voertuigen die via een geleide systeem worden voortbewogen
C
voor een ieder openstaand personenvervoer met een auto, bus, trein, metro en tram
D
voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleide systeem voorbewogen voertuig

Slide 13 - Quizvraag

Voor wie is de verbodsbepaling met betrekking tot het verstoren van de orde, rust en veiligheid of
een goede bedrijfsgang van toepassing (artikel 72 WP 2000)?
A
Een reiziger
B
Een persoon tot 18 jaar
C
Een persoon vanaf 16 jaar
D
een ieder

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de relatie tussen artikel 72 WP 2000 en artikel 52 BP 2000 als het gaat om de verstoring van orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang?

Slide 15 - Open vraag

Een groepje jongeren zit in de bus. Een van de jongeren begint andere reizigers te vervelen waardoor er een vervelende sfeer in de bus ontstaat. Iedereen ergert zich zichtbaar aan het gedrag. Is dit strafbaar?
A
Ja, in verband met het zich hinderlijk ophouden in het openbaar als bedoeld in de APV
B
Ja, in verband met hinderlijk gedrag vertonen op grond van het Wetboek van strafrecht.
C
Ja, in verband met het verstoren van de orde, rust, veiligheid of goede bedrijfsgang binnen het openbaar vervoer.

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer ben je niet strafbaar voor de strafbare feiten uit art. 52 Besluit personenvervoer 2000?
A
Daar ben je altijd strafbaar voor
B
Wanneer je toestemming hebt van de vervoerder
C
Als je iets niet opzettelijk doet

Slide 17 - Quizvraag

Wie zijn bevoegd aanwijzingen te geven in het openbaar vervoer?
A
BOA's openbare ruimte
B
Politieagenten
C
BOA's openbaar vervoer
D
Door de vervoerder aangewezen toezichthouders

Slide 18 - Quizvraag

Is het bord / sticker hiernaast
een officiële aanwijzing in het
OV als die in het station hangt?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Een reiziger heeft geen geldig plaatsbewijs en valt tijdens controle door de mand. Wat is nu de procedure?
A
Hij krijgt altijd een strafrechtelijke boete
B
Hij moet een boetebedrag betalen naast de strafrechtelijke boete
C
Hij moet naast het reisbedrag een boetebedrag betalen, hierna vervalt de strafvervolging

Slide 20 - Quizvraag

Hoe hoog is de wettelijke verhoging als iemand geen geldig vervoerbewijs kan / wil laten zien? Alleen het cijfer.

Slide 21 - Open vraag

De strafbare feiten die in dit hoofdstuk behandeld zijn, zijn...
A
Economische delicten
B
Misdrijven
C
Overtredingen
D
Gedragingen

Slide 22 - Quizvraag