Opruimen

Schoonmaken in de keuken
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schoonmaken in de keuken

Slide 1 - Tekstslide

Poetsen is een ander woord voor schoonmaken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Als je iets opbergt dan........
A
leg je iets in een kast
B
dan pak je iets te eten
C
dan leg je iets op de koelkast
D
dan pak je iets uit de kast

Slide 3 - Quizvraag

het fornuis
A
B
C
D

Slide 4 - Quizvraag

Op welk plaatje zie je
het aanrecht?
A
B
C
D

Slide 5 - Quizvraag

Dit is het aanrecht.
Welk woord hoort bij de pijl?
A
Kom
B
Kraan
C
Wasbak
D
Wasteiltje

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vaak maak je het aanrecht in de keuken schoon ?
A
elke dag
B
1x in de week
C
1x in de maand
D
10x in een jaar

Slide 7 - Quizvraag

Hier vind je het fornuis
A
De zolder
B
De gang
C
De keuken
D
De wc

Slide 8 - Quizvraag

Poetsen
timer
0:10
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Lidwoord

Slide 9 - Quizvraag

schoonmaken
A
B
C
D

Slide 10 - Quizvraag

schoonmaken
A
zij maak schoon
B
zij schoon maakt
C
zij schoonmaken
D
zij maakt schoon

Slide 11 - Quizvraag

schoonmaak
A
alleen korte klank
B
alleen lange klank
C
allebei: dus korte en lange klank

Slide 12 - Quizvraag

Bestek
A
lepel, mes, vork
B
lepel, mes, plank
C
lepel, vork, schuimspaan
D
steelpan, koekenpan, kookpan

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn richtlijnen?
A
regels over school
B
regels hoe je iets moet doen
C
regels in je boek
D
regels in de wet

Slide 14 - Quizvraag

Wat is Geen keukenmateriaal
A
Steelpan
B
Pindakaas
C
Vork
D
Deegroller

Slide 15 - Quizvraag

Dit is een.....
A
keukenbak
B
bestek trekker
C
bestek lade
D
keukenkast

Slide 16 - Quizvraag

Op welk plaatje zie je de vaatdoek?
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag

Neem iedere week een schone vaatdoek
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag