Τὸ µέν νυν ἁρπάζειν γυναῖκας ἀνδρῶν ἀδίκων
νοµίζειν ἔργον εἶναι,
τὸ δὲ ἁρπασθεισέων σπουδὴν ποιήσασθαι τιµωρέειν ἀνοήτων,
τὸ δὲ µηδεµίαν ὤρην ἔχειν ἁρπασθεισέων σωφρόνων·
Dat <ze> (de Perzen) menen dat het roven van vrouwen, welnu, het werk is van onrechtvaardige mannen, maar dat (het) moeite doen om wraak te nemen nadat ze geroofd zijn <het werk> van dwaze <mannen is>, en dat het hebben van geen enkele zorg om geroofde <vrouwen> <het werk> van verstandige <mannen is>.