herhaling grammatica unit 5 NI 2 - blue - selftest

grammatica unit 5 - NI 2  Blue
recap grammar unit 5
Blue 2

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 115 min

Onderdelen in deze les

grammatica unit 5 - NI 2  Blue
recap grammar unit 5
Blue 2

Slide 1 - Tekstslide

grammar unit 5
past simple
present perfect
word order - place before time
adverbs
past continuous
would/ wouldn't

Slide 2 - Tekstslide

ik liep buiten.
A
I walk outside.
B
I am walking outside.
C
I have walked outside.
D
I walked outside.

Slide 3 - Quizvraag

Gisteren kocht hij een auto.
A
He buyed a car yesterday.
B
He has bought a car yesterday.
C
Yesterday he bought a car.
D
He buys a car yesterday.

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin is in de present perfect?
A
I saw a cat.
B
I have seen a cat.
C
I liked that cat.
D
I'm liking that cat.

Slide 5 - Quizvraag

welke zin is correct in de persent perfect.
A
He saw a cat.
B
He has seen a cat.
C
He has saw a cat,
D
He have seen a cat.

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin staat in de goede volgorde?
A
I never have liked him.
B
I have never liked him.
C
I liked him never.
D
I liked never him.

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin is niet correct?
A
Yesterday I didn't go to Amsterdam.
B
Yesterday I went to Amsterdam
C
I went to Amsterdam yesterday.
D
I went yesterday to Amsterdam.

Slide 8 - Quizvraag

I was seeing a very big cat.
deze zin is in de ....
A
present simple
B
past simple
C
present perfect
D
past continuous

Slide 9 - Quizvraag

past continous - welke zin is correct?
A
He was seeing a big cat.
B
They was seeing a big cat.
C
He was seen a big cat.
D
They were seen a big cat.

Slide 10 - Quizvraag

past simple
past simple: verleden tijd in meest simpele vorm
* wel belangrijk wanneer het gebeurde
* tijdsbepaling in de zin (yesterday, in 2009)

hoe maak je het:
- ww+ ed / ww+ d (dus: walked / liked)
- vragend: did + ww (dus: did walk)
- ontkennend: didn't + ww (dus: didn't like)

Slide 11 - Tekstslide

present perfect: voltooid tegenwoordige tijd
* niet belangrijk wanneer precies
* start in verleden maar nu nog een effect

hoe maak je het:
- to have + verb 3
- goed kijken om wie het gaat, dus have of has
- verb 3 is bij gewone ww+ed, of de eigen vorm van irr verbs (onregelmatige werkwoorden)

Slide 12 - Tekstslide

would < > wouldn't

je gebruikt would als je iets zou doen, willen; er moet een voorwaarde zijn

bv: I would buy a car, if I had enough money
de voorwaarde is dus dat je genoeg geld moet hebben. 

vorm: 
- would + hele werkwoord






Slide 13 - Tekstslide

word order - adverbs (zinsvolgorde en bijwoorden)

vaste plaats in de zin: 
- voor (hoofd)werkwoord
- tussen 2 werkwoorden in
- na een vorm van to be 

adverb zegt iets over werkwoord of over adjective
adjective zegt iets over een zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Tekstslide

word order - place before time

- tijdsbepalingen mogen vooraan of helemaal achter in de zin
- maar altijd place before time

* I'll meet up in front of the gate tonight. 
* I've seen the king on tv just now!

Slide 15 - Tekstslide

als iets bezig is, gebruik je de continuous

- je hebt present continuous = nu bezig
- je hebt past continuous = was toen bezig

vorm: 
- juiste vorm van to be + ww~ing

I am working // We were working.

 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide