B2C dinsdag 20 april 2021

B2C Deutsch
Dienstag den 20. April 2021

HERZLICH WILLKOMMEN!!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

B2C Deutsch
Dienstag den 20. April 2021

HERZLICH WILLKOMMEN!!

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Vorige les hebben we teruggekeken naar de start van Kapitel 7.
Het thema van Kapitel 7 is "Wohnen"

Alle opdrachten van paragraaf A en B zouden moeten zijn bijgewerkt. (zie afbeelding volgende dia)
Er is ook gewerkt aan de extra opdrachten in Classroom.

Slide 2 - Tekstslide

Er zijn leerlingen die er 1 minuut aan hebben gewerkt, maar ook ruim 3 uur.


Slide 3 - Tekstslide

Grammatica
Als je aan de ouders of grootouders vraagt wat ze lastig vinden aan Duits is de kans groot dat ze antwoorden: NAAMVALLEN!

Vandaag gaan we het hebben over die beruchte naamvallen.

Eerst een korte introductie: Wat zijn naamvallen?

Slide 4 - Tekstslide

Grammatica
Het woord naamval betekent woordvorm.



Ook het Nederlands kent “naamvallen”:

de avond /’s avonds
hij/hem
een goede vriend/een goed huis



Slide 5 - Tekstslide

Grammatica
Naamvallen gaan altijd over “(voor-)naamwoorden”:

  • zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden
  • persoonlijke, bezittelijke, aanwijzende, vragende, onbepaalde voornaamwoorden
  • bepaalde en onbepaalde lidwoorden


Slide 6 - Tekstslide

Grammatica
De “naamval” wordt bepaald door functie/betekenis in de zin.

De avond duurt lang. / ’s Avonds heb ik training.
Hij is mijn beste vriend. / Ik ken hem al lang.

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica
Om de Duitse naamvallen te kunnen gebruiken moet je
  

  • de zin kunnen ontleden (onderwerp - lijdend voorwerp – meewerkend voorwerp)
  • de voorzetsels kennen

Slide 8 - Tekstslide

Grammatica
Het Duits kent vier naamvallen, die soms op elkaar lijken en soms anders zijn.


ich (1e naamval) / mich (4e naamval)
der Mann (1e naamval) / den Mann (4e naamval)
die Frau (1e naamval) / die Frau (4e naamval)


Slide 9 - Tekstslide

Wat is de eigenlijke betekenis van het woord NAAMVAL?
A
moeilijk woord
B
afwijking
C
typisch Duits
D
woordvorm

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel naamvallen kent het Duits?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Wat moet je kunnen en kennen om naamvallen goed te kunnen gebruiken?
A
ontleden + voorzetsels
B
zinnen maken + woorden
C
zinnen begrijpen + grammatica toepassen
D
topografie van Duitsland

Slide 12 - Quizvraag

Ik kan in eenNederlands zin het onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp vinden.
Ja
Nee

Slide 13 - Poll

Ik weet wat een voorzetsel is.
ja
nee

Slide 14 - Poll

Grammatica
Vandaag gaan we de VIERDE naamval van het PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD behandelen.
De 4e naamval (=woordvorm) wordt gebruikt voor het LIJDEND VOORWERP of na een aantal VOORZETSELS.

Bekijk eerst het filmpje op de volgende dia.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wat is de 4e naamval van ICH?

Slide 17 - Open vraag

Wat is de 4e naamval van DU?

Slide 18 - Open vraag

Wat is de 4e naamval van ER?

Slide 19 - Open vraag

Wat is de 4e naamval van SIE (enkelvoud en meervoud)?

Slide 20 - Open vraag

Wat is de 4e naamval van WIR?

Slide 21 - Open vraag

Wat is de 4e naamval van IHR?

Slide 22 - Open vraag

Wat is de 4e naamval van SIE (beleefdheidsvorm?

Slide 23 - Open vraag

Grammatica
Eerder zagen we al, dat de 4e naamval niet alleen wordt gebruikt als LIJDEND VOORWERP, maar ook na bepaalde VOORZETSELS.

Op de volgende dia komen de voorzetsels, die altijd gevolgd worden door een 4e naamval.

Slide 24 - Tekstslide

Grammatica
  • durch = door/doorheen
  • für = voor (=ten behoeve van) (!! geen plaatsaanduiding)
  • ohne = zonder
  • um = om/omheen
  • bis = tot
  • gegen = tegen
  • entlang = langs (staat meestal áchter het woord)

Slide 25 - Tekstslide

Welk woord past op de plaats van de puntjes?
Ich habe ein Geschenk für ..... .
A
du
B
dich
C
euch
D
Sie

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord past op de plaats van de puntjes?
..... bist meine beste Freundin!
A
Du
B
dich
C
Sie
D
Ihr

Slide 27 - Quizvraag

Welk woord past op de plaats van de puntjes?
Kennst du ..... nicht mehr?
A
ich
B
mich
C
ihn
D
uns

Slide 28 - Quizvraag

Hausaufgaben
Leer voor de volgende les uit je hoofd:
  • 7 voorzetsels met de 4e naamval
  • de 1e en 4e naamval van elk persoonlijk voornaamwoord

Je vindt alles in Classroom bij Extra Kapitel 7

Slide 29 - Tekstslide