syntaxis

Zinsdelen benoemen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zinsdelen benoemen

Slide 1 - Tekstslide

Wat zou er gebeuren als je zomaar woorden achter elkaar plakt?

Speelt de bal de kat met?

Slide 2 - Tekstslide

speelt de bal de kat met

Slide 3 - Woordweb

Zinsdelen
speelt de bal de kat met

Hoe kun je hier een goede zin van maken?

Slide 4 - Tekstslide

Doel van vandaag........
1. Uitleggen wat zinsdelen zijn.
2. Zelf een simpele zin ontleden in stukjes, zoals het onderwerp en de persoonsvorm en lijdend voorwerp.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de zin:

De hond likt de postbode.
A
De hond
B
likt
C
de
D
postbode

Slide 6 - Quizvraag

De hond likt de postbode.
werkwoordelijk gezegde =

onderwerp =

lijdend voorwerp = 

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
= alle werkwoorden in de zin



Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp
wie of wat doet iets?

je stelt de vraag:

wie of wat + werkwoordelijk gezegde

= onderwerp

Slide 9 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
wat of wie?

je stelt de vraag:

wat of wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp

= lijdend voorwerp


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Maken
Leerlingen maken een werkblad en deze bespreken we vervolgens.
Leerlingen die het makkelijk afgaat, krijgen een werkblad met moeilijkere zinnen. Leerlingen die het moeilijk afgaat, krijgen extra instructie.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

BLOOKET
open blooket en log in ........

Slide 29 - Tekstslide