Het debat

Les 1 - Debatteren introductie
Les 1 Debatteren
Introductie
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Les 1 - Debatteren introductie
Les 1 Debatteren
Introductie

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen Les 1

  • Je weet wat een debat is
  • Je weet wat het verschil is tussen een discussie en een debat
  • Je weet waarom we gaan debatteren
  • Je weet wat we de komende weken gaan doen

Slide 2 - Tekstslide

Een debat, wat is dat eigenlijk?

Slide 3 - Open vraag

Een debat is een discussievorm waarbij een stelling wordt verdedigd of juist bestreden.
Eigenlijk is het een sport: duelleren met woorden.

Slide 4 - Tekstslide

Bekvechten voor gentlemen

  • Het is de kunst om je wapens (woorden) zo goed   mogelijk in te zetten.
  • Het is een strak geregisseerde sport: je houdt je keurig aan de regels en laat je tegenstander uitspreken.
  • Het publiek is stil en bemoeit zich                                 niet met de strijd op het toneel.


Een debat is géén voetbalwedstrijd!

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een discussie en een debat?

Slide 6 - Open vraag

Discussie

Al pratend positie innemen

Overtuigen van je gesprekspartner

Geen regels

Eindoordeel op basis van gevoel
Debat

Van tevoren geformuleerde stelling

Overtuigen jury en publiek

Duidelijke regels

Eindoordeel op basis van vooraf afgesproken criteria

Slide 7 - Tekstslide

Heb je een idee waarom we het belangrijk vinden om jullie te laten debatteren?

Slide 8 - Open vraag

Voordelen debatteren

  • Je leert overtuigender te spreken
  • Je leert je mening duidelijk te verwoorden
  • Je leert beter naar elkaar te luisteren
  • Je leert kritisch te denken
  • Je leert onderzoek te doen voor je iets beweert
  • Je leert respect te hebben voor de standpunten van een ander
  • Je leert dat er altijd meerdere kanten aan een verhaal zitten


Slide 9 - Tekstslide

Planning 

De komende weken zien er als volgt uit:

Week 5 - Theorie debat / argument
Week 6 - Theorie labelen / weerleggen
Week 7 - Theorie onderzoek / tips / voorbereiden
Week 9 - Voorbereiden debat / debatteren
Week 10 - Voorbereiden debat / debatteren


Tussendoor zoveel mogelijk oefenen met diverse debatvormen.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld debat

  • Waar werken we naartoe?
  • Hoe ziet jullie debat er straks uit?

Kijk mee naar een opname van het NK Debatteren waarbij twee mbo-klassen met elkaar in debat gaan over de stelling 'Iedere mbo-stage moet worden beloond met het minimumloon'. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Zelf oefenen
Leren debatteren

leren argumenten verzinnen


Slide 13 - Tekstslide

Situatie
Plaats: een heteluchtballon, gevuld met 6 personen;

Probleem: hij zakt langzaam naar beneden;

Oplossing: 3 mensen moeten eruit.

Slide 14 - Tekstslide

1. Wie ben je?
Kies een personage, een bekende persoon die jij speelt.

Slide 15 - Tekstslide

2. Voorbereiding
Bedenk zoveel mogelijk argumenten waarom jij zeker niet overboord moet, noteer deze met pen en papier.


timer
3:00

Slide 16 - Tekstslide

3. Debatteer


  • Ieder houdt zijn verhaal. Waarom ben ik onmisbaar?
  • De anderen luisteren aandachtig.


Slide 17 - Tekstslide

Wie moet er uit de ballon?
1
2
3
4
5
6

Slide 18 - Poll

4. Nieuwe ronde debat


  • Ieder houdt zijn verhaal. Waarom ben ik onmisbaar?
  • De anderen luisteren aandachtig.


Slide 19 - Tekstslide

Wie moet er uit de ballon?
1
2
3

Slide 20 - Poll

Waarom heeft ... gewonnen?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Je weet nu...

... wat een debat is
... wat het verschil is tussen een discussie en een debat
... waarom we gaan debatteren
... hoe de komende weken eruit gaan zien

Volgende les:
Argument / mening / feit / conclusie

Slide 23 - Tekstslide

Les 2 - Debatteren argumenten, feiten, meningen, conclusie
Les 2 Debatteren
Argument, feit, mening, conclusie

Slide 24 - Tekstslide

Lesdoel

  • Je weet wat een feit is
  • Je weet wat een mening (standpunt) is
  • Je weet wat een argument is
  • Je weet wat een conclusie is
  • Je weet waar een goed argument aan moet voldoen




Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Mening (standpunt)

  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het ermee eens of oneens zijn

Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening

Bijvoorbeeld:
Ik vind het goed dat kinderen kleedgeld krijgen.

Slide 27 - Tekstslide

Feit

  • Uitspraak over iets wat waar is of niet waar
  • Een feit kun je controleren


Bijvoorbeeld:
De bevolking van Nederland bestaat uit 17,8 miljoen mensen (2023).

Slide 28 - Tekstslide

Argument (reden)

Een argument is een uitleg waarmee je een standpunt verdedigt.

Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers


Bijvoorbeeld:
Ik vind het goed dat kinderen kleedgeld krijgen (standpunt), want dan leren ze met geld omgaan (argument).

Slide 29 - Tekstslide

Conclusie

Als alle argumenten (redenen) gegeven zijn, volgt er vaak een conclusie. 
Deze bestaat uit een korte herhaling van het standpunt en de argumenten.

Signaalwoorden: dus, kortom, dat betekent

Bijvoorbeeld: 
Het is dus goed dat kinderen kleedgeld krijgen, want dan leren ze met geld omgaan en voelen ze zich zelfstandiger.

Slide 30 - Tekstslide

Het belang van een goed argument

  • Met goede argumenten kun je je standpunt succesvol brengen en verdedigen.
  • Met goede argumenten vergroot je je geloofwaardigheid en kun je mensen overtuigen.

Dit is nodig om goed te kunnen 
debatteren, maar ook in het 
dagelijks leven komt het goed 
van pas... 

Slide 31 - Tekstslide

Een goed argument...

... is steekhoudend. Met andere woorden: het klopt.
... is relevant. Met andere woorden: het gaat over het onderwerp / de stelling.
... is het meest krachtig wanneer het gebaseerd is op feiten en soms zelfs ondersteund met cijfers.
... is minder krachtig wanneer je jouw eigen oordeel of mening erin meeneemt.

Maar misschien nog wel het allerbelangrijkste...



Slide 32 - Tekstslide

BE THE ARGUMENT!

Slide 33 - Tekstslide

Je weet nu...

... wat een feit is
... wat een mening (standpunt) is
.... wat een argument is
... wat een conclusie is
... waar een goed argument aan moet voldoen

Volgende les: 
Be te argument!

Slide 34 - Tekstslide

Oefenen met debatteren
Het is voor leerlingen beter dat mobieltjes sinds de kerstvakantie uit de klas zijn.

Slide 35 - Tekstslide