bloedtransfusie

Bloedtransfusie
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bloedtransfusie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Jaarlijks ontvangen ongeveer 250.000 Nederlanders een bloedtransfusie

Slide 3 - Tekstslide

afname aantal bloedtransfusies tgv:
  • minder invasieve chirurgische ingrepen (laparoscopisch als het kan)
  • nieuwe richtlijn - effect bloedtransfusie nihil bij HB <6
  • kritischer gekeken naar noodzaak en effect
Alleen als het moet!

Slide 4 - Tekstslide

Aantal keren bloedgeven ook afhankelijk van bloedgroep (tekort of niet)
Bloed wordt gecontroleerd op oa. Geslachtsziekten-hepatitis.

Plasmadonor: bloed via machine scheiding bloed in cellen en plasma. Cellen worden teruggegeven aan lichaam. Plasma geven mag elke 2 weken. (min. 6x per jaar). Je kunt geen bloeddonor én plasmadonor zijn.

Geen 100% zekerheid virus in donorbloed:
• te weinig virus in het bloed zit om te meten
• een virus is dat we nog niet kennen
• niet voor alle ziekte verwekkers testen voorhanden zijn
Sommige bacteriën groeien langzaam en kunnen heel soms onopgemerkt bij de bloedplaatjes zitten als deze worden toegediend. Met speciale vragen aan de donors kunnen we erachter komen of een donor veel kans heeft op een ziekte met een virus of bacterie. Als dat zo is, nemen we geen bloed bij zo’n donor af

Slide 5 - Tekstslide

Beenmergaandoeningen (bijv. Kahler (multipel myeloom), anemie
Afhankelijk van reden, soort bloedproduct.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De 4-5-6 regel:

Deze regel houdt in dat men een Hb-afkapwaarde van 4,0 mmol/l hanteert voor een bloedtransfusie bij voorheen gezonde personen (ASA-klasse I), een waarde van 6,0 mmol/l voor patiënten met comorbiditeit (ASA-klasse IV) en voor de rest een waarde van 5,0 mmol/l.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Autologe transfusie = voorafgaand aan grote operatie eigen bloed afnemen en dit tijdens/ na de operatie weer terug krijgen
RBC = Rode BloedCellen, EC = Erytrocytenconcentraat, PC = Packed Cells
VP = Vers Plasma
Verschillende soorten bloedproducten kunnen niet worden gemengd

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Tekort bij tumoren, miltproblemen enz.
Stoornis in bloedstolling (bijv. hemofilie)

Slide 11 - Tekstslide

bloedingen bij aangeboren of verworven stollingsstoornissen
trombotische trombocytopenische purpura

Antistoffen
Je maakt antistoffen tegen de antigenen die je niet kent
A --> antistof B
B --> antistof A
AB --> geen antistof
O --> antistof A en B
-      --> resusantigeen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Resusfactor

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rhesusfactor (Rh) is een eiwit dat op de oppervlakte van de rode bloedcellen kan zitten en daarmee je bloedgroep bepaalt.

Als de rhesusfactor op je rode bloedcellen zit, ben je rhesus positief. Dit is het geval bij 85% van de mensen. Als de factor ontbreekt, ben je rhesus negatief. Dit is bij de andere 15% van de mensen het geval. 

Of je Rh-positief of Rh-negatief bent, is erfelijk bepaald. In jouw DNA zit één kopie van de rhesusfactor-genen van je moeder en één kopie van je vader. Samen bepaalt dat welke rhesusfactor jij krijgt.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Bloedtransfusie wordt niet thuis uitgevoerd.
Kruisproef = in lab wordt bloed ontvanger in contact gebracht met bloed donor. Indien geen reactie (bijv. klontering), dan kan bloed gegeven worden. Max 24 uur vóór bloedtransfusie
Positieve kruisproef = geen bloedtransfusie

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kruisproef
Laboratoriumtest: 
  • Bij elkaar voegen van serum van patiënt (ontvanger) met rode bloedcellen van de donor
  • Positieve kruisproef: geen bloedtransfusie

Slide 19 - Tekstslide

Kruisproef: past bloed ontvanger bij het donorbloed door te kijken of er klontering van het bloed plaatsvindt als het bloed wordt samengebracht. Zo ja, dan is de kruisproef positief. Dat wil zeggen dat het donorbloed niet geschikt is. 
Controles bloedproduct
  • Naam en geboortedatum
  • Bloedgroep
  • Kruisproef (moet negatief zijn)
  • Conditie zak
  • Administratieve gegevens zorgvrager
  • Productnummer bloedproduct
  • Vervaldatum bloedproduct

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

NaCl op driewegkraan dicht = noodlijn, in geval van transfusiereactie; loodrecht op de driewegkraan

Toedieningssnelheid
  • Met behulp van volumetrische pomp: bereken ml/uur
  • Zonder pomp: druppelsnelheid/minuut berekenen
    (1ml = 18 druppels) 
 
  

Slide 22 - Tekstslide

Formule: totaal aantal druppels =
                  totaal aantal minuten

                  aantal ml x 18
                  uren x 60 
Controles voor toediening
  • Wat/hoeveel/inloopsnelheid
  • patiëntgegevens/dossier
  • Kruisproef  
  • Controle pols, bloeddruk en temperatuur: 5–15 minuten voor de transfusie
  • Dubbele controle: controleer bloedproduct met het transfusieformulier en opdracht arts (product/hoeveelheid/toedieningssnelheid)

Slide 23 - Tekstslide

  • Bij ophalen bloed bij het laboratorium 
  • Voor aanhangen bij de patiënt controleer je de gegevens nogmaals met een collega. Je controleert pols, bloeddruk en temperatuur om transfusiereacties te observeren.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nazorg
Infuusslang naspoelen
Infuusslang direct vervangen of binnen 24 uur na beëindiging transfusie
Transfusiezak 24 uur bewaren

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat te doen bij transfusie reactie?
  • Transfusie staken
  • NaCl 0,9 aanhangen om infuus open te houden
  • Arts waarschuwen
  • Regelmatig controles, pols, RR, temp.
  • Restant bloedzak naar bloedbank sturen om de oorzaak van de reactie te achterhalen

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kruisproef
Laboratoriumtest: 
  • Bij elkaar voegen van serum van patiënt (ontvanger) met rode bloedcellen van de donor
  • Positieve kruisproef: geen bloedtransfusie

Slide 29 - Tekstslide

Kruisproef: past bloed ontvanger bij het donorbloed door te kijken of er klontering van het bloed plaatsvindt als het bloed wordt samengebracht. Zo ja, dan is de kruisproef positief. Dat wil zeggen dat het donorbloed niet geschikt is. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Spoelen is nodig om in de lijn geen reactie te krijgen. In het lichaam maakt het niets uit.
Bij reacties zout aansluiten en infuus niet verwijderen ivm vervolgreacties

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies