Verwijswoord: hiermee kan je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.
Max is blij. Hij heeft zijn partijtje squash gewonnen.
Zo gebruik je verwijswoorden:
-enkelvoud (mannelijk): hij, hem, deze, zijn, die
-enkelvoud (vrouwelijk: zij/ze, haar, deze, die
-enkelvoud (onzijdig): het, zijn, dit, dat
-Meervoud: zij/ze, hun, deze, die