De echte toets bevat meer open vragen. Deze oefentoets heeft meer meerkeuzevragen dan de echte toets.
Deze oefentoets bevat geen theorievragen, de echte toets wel.
Deze oefentoets bevat geen vragen over H6 - (in)congruentie
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
3 havo - toetsweek 2 - extra oefenen
Een kleine disclaimer...
De echte toets bevat meer open vragen. Deze oefentoets heeft meer meerkeuzevragen dan de echte toets.
Deze oefentoets bevat geen theorievragen, de echte toets wel.
Deze oefentoets bevat geen vragen over H6 - (in)congruentie
Slide 1 - Tekstslide
H1: zinnen begrenzen
Slide 2 - Tekstslide
Hoe is deze zin opgebouwd? De verpleger verdoofde de jongen voordat hij het gebroken been behandelde.
A
hz + bz
B
hz + hz
C
bz + hz
D
bz + bz
Slide 3 - Quizvraag
Is dit woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
goedheid
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
Slide 4 - Quizvraag
Is dit woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
trouw
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
Slide 5 - Quizvraag
Is dit woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
hart
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
Slide 6 - Quizvraag
Juist of onjuist?
Hen gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Juist of onjuist?
Hun gebruik je als meewerkend voorwerp.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Juist of onjuist?
Met het verwijswoord wat verwijs je naar een onbepaald voornaamwoord, naar een overtreffende trap en naar een hele zin.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Juist of onjuist?
Naar dieren en dingen verwijs je met daar/waar + voorzetsel. Naar mensen verwijs je met voorzetsel + wie.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Welk verwijswoord hoort er op de puntjes?
Jos' paard staat in de stalling in Genemuiden en hij gaat er vaak heen om ... te verzorgen.
A
hem
B
haar
C
het
Slide 11 - Quizvraag
Welk verwijswoord hoort er op de puntjes?
Cola is het enige ... ik lekker vindt bij mijn patat.
A
wat
B
dat
Slide 12 - Quizvraag
Welk verwijswoord hoort er op de puntjes?
Cola is het enige drankje ... ik lekker vindt bij mijn patat.
A
wat
B
dat
Slide 13 - Quizvraag
Welk verwijswoord hoort er op de puntjes?
De klas ... ik je vertelde, is een hele gezellige klas.
A
waarover
B
over wie
Slide 14 - Quizvraag
Welk verwijswoord hoort er op de puntjes?
De jongens ... ik je vertelde, zijn altijd heel aardig voor de conciërge.
A
waarover
B
over wie
Slide 15 - Quizvraag
Welk verwijswoord hoort er op de puntjes?
Sommige leerlingen vinden dit best lastig. Wil jij ... helpen?
A
hen
B
hun
Slide 16 - Quizvraag
Welk verwijswoord hoort er op de puntjes?
Als je die leerlingen helpt met de opgaven, bezorg je ... vast een goed cijfer voor de volgende toets!
A
hen
B
hun
Slide 17 - Quizvraag
Welk verwijswoord hoort er op de puntjes?
De apotheek geeft een gratis setje pleisters weg aan al ... klanten.
A
zijn
B
haar
Slide 18 - Quizvraag
Welk verwijswoord hoort er op de puntjes?
Ik zou ... iPad maar zo snel mogelijk aan ... teruggeven!
A
die, hen
B
dat, hen
C
die, hun
D
dat, hun
Slide 19 - Quizvraag
Hoe is deze zin opgebouwd? De breuk is behoorlijk ernstig en de behandeling zal lang duren.
A
hz + bz
B
hz + hz
C
bz + hz
D
bz + bz
Slide 20 - Quizvraag
Is deze zin correct begrensd?
Omdat de Sint in het land is, mogen alle kinderen hun schoen zetten. Zodat ze chocola krijgen.
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quizvraag
Is deze zin correct begrensd?
Chocoladeletters zijn een traditionele lekkernij. Die je vaak in je schoen krijgt.
A
ja
B
nee
Slide 22 - Quizvraag
Is deze zin correct begrensd?
Het is best een schok voor kinderen als zij erachter komen dat hun ouders jarenlang voor Sint hebben gespeeld en hun schoen dus altijd hebben gevuld.
A
ja
B
nee
Slide 23 - Quizvraag
H2: samentrekking (controleren)
Slide 24 - Tekstslide
Wat is weggelaten? De wind op Texel was stormachtig en konden de fietsers nauwelijks trotseren.
Slide 25 - Open vraag
Is er sprake van een voorwaartse of achterwaartse samentrekking? De wind op Texel was stormachtig en konden de fietsers nauwelijks trotseren.
A
voorwaarts
B
achterwaarts
Slide 26 - Quizvraag
Op welk niveau is er samengetrokken?
De wind op Texel was stormachtig en konden de fietsers nauwelijks trotseren.
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau
Slide 27 - Quizvraag
Is de samentrekking correct? De wind op Texel was stormachtig en konden de fietsers nauwelijks trotseren.
A
ja
B
nee
Slide 28 - Quizvraag
Wat is weggelaten? Els trok gekke gezichten naar de voorbijgangers en zich niets aan van de waarschuwingen van haar moeder.
Slide 29 - Open vraag
Op welk niveau is er samengetrokken?
Els trok gekke gezichten naar de voorbijgangers en zich niets aan van de waarschuwingen van haar moeder.
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau
Slide 30 - Quizvraag
Is de samentrekking correct? Els trok gekke gezichten naar de voorbijgangers en zich niets aan van de waarschuwingen van haar moeder.
A
ja
B
nee
Slide 31 - Quizvraag
Wat is weggelaten? De econoom heeft jaren gestudeerd, maar heeft daardoor nu wel een goedbetaalde baan!
Slide 32 - Open vraag
Is de samentrekking correct? De econoom heeft jaren gestudeerd, maar heeft daardoor nu wel een goedbetaalde baan! .
A
ja
B
nee
Slide 33 - Quizvraag
Wat is weggelaten? In de etalage lag niet alleen sportkleding, maar ook volleyballen, rackets en hardlooplampjes.
Slide 34 - Open vraag
Is de samentrekking correct? In de etalage lag niet alleen sportkleding, maar ook volleyballen, rackets en hardlooplampjes.
A
ja
B
nee
Slide 35 - Quizvraag
H3: (fouten met) verwijswoorden
Slide 36 - Tekstslide
H4: (foutief) beknopte bijzin
Slide 37 - Tekstslide
Wat is de hoofdzin? Om die scooter te kunnen kopen, zal je spaarsaldo nog flink moeten groeien.
A
Om die scooter te kunnen kopen,
B
zal je spaarsaldo nog flink moeten groeien.
Slide 38 - Quizvraag
Is de bijzin beknopt of niet? Om die scooter te kunnen kopen, zal je spaarsaldo nog flink moeten groeien.
A
beknopt
B
niet beknopt
Slide 39 - Quizvraag
Wat is het onderwerp van de hoofdzin? Om die scooter te kunnen kopen, zal je spaarsaldo nog flink moeten groeien.
Slide 40 - Open vraag
Kan dat onderwerp in de beknopte bijzin ook het onderwerp zijn? Om die scooter te kunnen kopen, zal je spaarsaldo nog flink moeten groeien.
A
ja
B
nee
Slide 41 - Quizvraag
Is deze bijzin dus correct of foutief beknopt? Om die scooter te kunnen kopen, zal je spaarsaldo nog flink moeten groeien.
A
correct
B
foutief
Slide 42 - Quizvraag
Wat is de hoofdzin? Wankelend onder de zware last bracht de sjouwer de zak cement naar boven.
A
Wankelend onder de zware last
B
bracht de sjouwer de zak cement naar boven.
Slide 43 - Quizvraag
Is de bijzin beknopt of niet? Wankelend onder de zware last bracht de sjouwer de zak cement naar boven.
A
beknopt
B
niet beknopt
Slide 44 - Quizvraag
Wat is het onderwerp van de hoofdzin? Wankelend onder de zware last bracht de sjouwer de zak cement naar boven.
Slide 45 - Open vraag
Kan dat onderwerp in de beknopte bijzin ook het onderwerp zijn? Wankelend onder de zware last bracht de sjouwer de zak cement naar boven.
A
ja
B
nee
Slide 46 - Quizvraag
Is de zin dan correct beknopt? Wankelend onder de zware last bracht de sjouwer de zak cement naar boven.
A
ja
B
nee
Slide 47 - Quizvraag
Wat is de hoofdzin? Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.
A
Om vroeg op vakantie te kunnen gaan
B
vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.
Slide 48 - Quizvraag
Is de bijzin beknopt of niet? Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.
A
ja
B
nee
Slide 49 - Quizvraag
Wat is het onderwerp van de hoofdzin? Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.
Slide 50 - Open vraag
Kan dat onderwerp in de beknopte bijzin ook het onderwerp zijn? Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.
A
ja
B
nee
Slide 51 - Quizvraag
Kan dat onderwerp in de beknopte bijzin ook het onderwerp zijn? Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.
A
ja
B
nee
Slide 52 - Quizvraag
Wat is de hoofdzin? Nadat hij een half uur in het bushokje had gewacht, kwam de bus er eindelijk aan.
A
Nadat hij een half uur in het bushokje had gewacht,
B
kwam de bus er eindelijk aan.
Slide 53 - Quizvraag
Is de bijzin beknopt of niet? Nadat hij een half uur in het bushokje had gewacht, kwam de bus er eindelijk aan.