Verwijzen 1.1

Formuleren en Stijl
1.1 Verwijzen


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Formuleren en Stijl
1.1 Verwijzen


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 3 - Quizvraag

bijvoorbeeld:
Mijn studieboeken liggen op tafel. Deze gaan allemaal over Nederlands.
Mijn studieboeken die op tafel liggen, gaan allemaal over Nederlands.

Slide 4 - Tekstslide

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 5 - Quizvraag

Formuleren (verwijswoorden)

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
deze
D
die

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hen?
Mar- wanneer er een voorzetsel voor staat 
(met hen, voor hen, achter hen). Let op: hen is dan een pers.vnw.

- als het een lijdend voorwerp is 
(daar gebeurt iets mee), wie/ wat + ow en gez. 
Marit belt hen vandaag

Slide 10 - Tekstslide

Hun?
- wanneer het een bezittelijk voornaamwoord is
 (je kunt ook "mijn" invullen op die plek)
Wat is hun telefoonnummer? 
- wanneer het een meewerkend voorwerp is 
(antwoord op de vraag: aan wie of voor wie?) Het meewerkend voorwerp krijgt iets, ontvangt iets 
Geef je hun een cadeaubon?

Slide 11 - Tekstslide

Hen of hun?
Ik stuur ... een kaart.
timer
0:20
A
hen
B
hun

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Heb je ......... gevraagd of je ....... mocht interviewen?
A
hun, hun
B
hen, hen
C
hun, hen
D
hen, hun

Slide 16 - Quizvraag

(Zij / Hun / Hen) zijn ook gastvrij
timer
1:00
A
Zij
B
Hun
C
Hen

Slide 17 - Quizvraag

En wij met hun / hen natuurlijk!
A
hun
B
hen

Slide 18 - Quizvraag

Hij feliciteerde ... met ... nominatie
timer
0:10
A
hen; hun
B
hun; hun
C
hen; hen
D
hun; hen

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Alles......je hier ziet, is te koop
A
dat
B
wat

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Opdrachten
Maak de opdrachten van Formuleren 1.1 (verwijzen) om te oefenen met verwijswoorden. 
Lees voordat je de opdrachten maakt nog een keer de theorie die erbij staat!
Voor iedereen die het moeilijk vindt, kijk naar dit filmpje:
https://wijzeroverdebasisschool.nl/uitleg/verwijswoorden




Slide 24 - Tekstslide