In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Voorbeelden klassieke en operante conditionering
Slide 1 - Tekstslide
Wat is operante conditionering?
A
Verband leggen tusssen eigen gedrag en de gevolgen
B
Verbanden leggen door fouten te maken
C
Leren door beloning
D
Leren door straf
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen operant conditioneren en klassiek conditioneren?
A
operant werkt met beloning en straf, en klassiek werkt met reflexen
B
operant is bewust en klassiek is onbewust
C
operant komt in de natuur niet voor en klassiek wel
D
operant werkt snel en klassiek werkt langzaam
Slide 3 - Quizvraag
Een rat kan geleerd worden in een koude ruimte op een pedaaltje te drukken om een warmtelamp enkele seconden te laten branden. Door welke vorm van leren is dit tot stand gekomen?
A
operant conditioneren
B
klassiek conditioneren
Slide 4 - Quizvraag
We krijgen trek in een versnapering als we 's avonds op de bank ploffen om naar de televisie te kijken
A
operant conditioneren
B
klassiek conditioneren
Slide 5 - Quizvraag
Je begint om 11.26 alvast met het inpakken van je tas
A
Klassiek conditioneren
B
Operant conditioneren
Slide 6 - Quizvraag
Een hond geeft een pootje voordat hij een snoepje krijgt. Dit is een vorm van
A
operante conditionering
B
klassieke conditionering
Slide 7 - Quizvraag
Als huisdier een trucje doet en complimentjes krijgt als het goed gaat.
A
Klassiek conditioneren
B
Operant conditioneren
Slide 8 - Quizvraag
Dolfijnen krijgen een vis als ze door een hoepel springen.
A
Klassiek conditioneren
B
Operant conditioneren
Slide 9 - Quizvraag
Iemand is als kind gebeten door een hond en daardoor zijn leven lang bang voor puppy's. Dit is:
A
Klassieke conditionering
B
Operante conditionering
Slide 10 - Quizvraag
Iemand is als kind gebeten door een hond en daardoor zijn leven lang bang voor puppy's
A
Klassiek conditioneren
B
Operant conditioneren
Slide 11 - Quizvraag
Malika is gebeten door een grote herdershond. Nu is ze zelfs bang voor puppy's. Dit is een voorbeeld van:
A
Klassiek conditioneren
B
Operant conditioneren
Slide 12 - Quizvraag
De hond speelt graag met zijn bal. Hij drukt de bal constant in de handen van de eigenaar en begint zelfs te blaffen als er niet wordt gegooid. De eigenaar is het zat en legt de bal weg.
A
Positieve bekrachtiging
B
Positieve correctie
C
Negatieve bekrachtiging
D
Negatieve correctie
Slide 13 - Quizvraag
Hond staat bij het aanrecht, op het aanrecht staat een appeltaart, dier kan erbij en eet van de appeltaart.
A
Positieve bekrachtiging
B
Positieve correctie
C
Negatieve bekrachtiging
D
Negatieve correctie
Slide 14 - Quizvraag
Postbode komt aanlopen, hond begint met blaffen en grommen en wil de postbode weg hebben, de postbode bezorgd de post, de postbode loopt weg.
A
Positieve bekrachtiging
B
Positieve correctie
C
Negatieve bekrachtiging
D
Negatieve correctie
Slide 15 - Quizvraag
Ik geef mijn hond een koekje omdat hij gaat zitten op mijn commando. Bij welke manier van trainen hoort dit?
A
Positieve bekrachtiging
B
Negatieve bekrachtiging
C
Positieve correctie
D
Negatieve correctie
Slide 16 - Quizvraag
Mijn kitten krabt mij tijdens het spelen, waarna ik direct stop met spelen. Bij welke manier van trainen hoort dit?
A
Positieve bekrachtiging
B
Negatieve bekrachtiging
C
Positieve correctie
D
Negatieve correctie
Slide 17 - Quizvraag
De hond bedelt om voedsel. Als reactie hierop geeft de eigenaar het dier voedsel. Het dier leert op deze manier dat bedelen om voedsel hem succes oplevert en zal dit vaker gaan doen
A
Positieve bekrachtiger
B
Positieve straf/ correctie
C
Negatieve bekrachtiger
D
Negatieve straf/correctie
Slide 18 - Quizvraag
Een kat wordt gekamd door zijn eigenaar. De kat ervaart dit niet als prettig. Op een gegeven moment wil de kat zijn hand likken. Vervolgens stopt de eigenaar acuut met kammen. De kat gaat steeds meer de eigenaar likken. Welk leerprincipe speelt een rol?
A
Positieve bekrachtiging
B
Negatieve bekrachtiging
C
Positieve correctie
D
Negatieve correctie
Slide 19 - Quizvraag
Onder welke vorm van operante herconditionering valt “een kat leren bij de achterdeur te zitten in plaats van te krabben aan de deur, door goed gedrag te belonen met het openen van de deur en het geven van vrijheid?”
A
positieve bekrachtiging
B
negatieve bekrachtiging
C
positieve correctie
D
negatieve correctie
Slide 20 - Quizvraag
WAT DOET DE LEERKRACHT ter controle van de orde en voortgang?