Sp 2.4 Overtuigen

Nederlands - 
Spr 2.4 Overtuigen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - 
Spr 2.4 Overtuigen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag op het programma...
  • Voorbereiden mondeling betoog over een voorstel dat je wilt doen op je werk. 

  • Over 2 weken ga je dit presenteren in de les.

Slide 2 - Tekstslide

Welk doel wil je bereiken met
het mondelinge betoog?

Slide 3 - Woordweb

Wat vertel je allemaal
in de inleiding
van je betoog?

Slide 4 - Woordweb

Wat noem je zoal
in het middenstuk
van je presentatie?

Slide 5 - Woordweb

Hoe eindig je
je presentatie?

Slide 6 - Woordweb

Opbouw mondeling betoog
Je maakt een PowerPoint presentatie van 5 dia's
  1. Inleiding - noem duidelijk wat je voorstel is.
  2. Argument 1
  3. Argument 2
  4. Tegenargument én weerlegging
  5. Slot - nog een keer je standpunt.



De presentatie duurt
ca. 4- 5 minuten!
Je presenteert dit in de les.
Tijdens de les krijg je feedback van klasgenoten en docent.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is belangrijk bij een (overtuigende) presentatie?


 Het belangrijkste advies bij overtuigend presenteren is het volgende: ontdek welk probleem het publiek ervaart met het onderwerp.

Slide 8 - Tekstslide

1. Inhoud
  • De kandidaat leidt het onderwerp in.
  • De kandidaat benoemt zijn/haar standpunt.
  • De kandidaat onderbouwt zijn/haar mening met twee of drie argumenten.
  • De kandidaat bedenkt een tegenargument en weerlegt dit.
  • De kandidaat trekt tot slot een conclusie.

Slide 9 - Tekstslide

Op welke manier kun je
je onderwerp introduceren bij je publiek?
A
Persoonlijke ervaring noemen
B
Historische achtergrond benoemen
C
Verwijzen naar een actuele gebeurtenis
D
Een prikkelende vraag stellen aan het publiek

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Slide 12 - Link

Wat vind je van de volgende opening?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

2. Samenhang
  • Maakt gebruik van signaal- en verbindingswoorden om zinnen te verbinden tot een heldere, samenhangende tekst. 

  • Kan, indien nodig, het publiek de opbouw en structuur duidelijk maken en volgt deze ook.

Slide 15 - Tekstslide

3. Doel
Kan tijdens een presentatie verschillende doelen met elkaar verbinden (bijvoorbeeld informeren en overtuigen).

Slide 16 - Tekstslide

Welke informatieve elementen
wil jij in je betoog verwerken?

Slide 17 - Open vraag

4. Publiek
  • Kiest in formele en informele situaties zonder moeite de juiste taalvariant. Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren.

  • Kan spontaan afwijken van een voorbereidende tekst en ingaan op belangwekkende punten die vanuit het publiek worden aangedragen.


Slide 18 - Tekstslide

Je gaat een presentatie geven aan je collega's en je baas in een werkoverleg, wat voor taalgebruik hanteer je tijdens je presentatie?
A
Formeel
B
Informeel
C
Een mix van formeel en informeel

Slide 19 - Quizvraag

5. Woordgebruik en woordenschat
  • Beschikt over een goede woordenschat.

  • Kan variëren in de formulering.

  • Trefzekerheid in de woordkeuze is over het algemeen hoog, al komen enige verwarring en onjuist woordgebruik wel voor.

Slide 20 - Tekstslide

6. Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
  • Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica.

  • Incidentele vergissingen, niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen voorkomen.

  • Kan langere stukken tekst produceren in een normaal tempo; hoewel er tijdens het zoeken naar patronen en uitdrukkingen, aarzelingen voorkomen, zijn er weinig, overigens niet storende pauzes.

Slide 21 - Tekstslide

Wat lijkt jou het moeilijkste onderdeel?
Inhoud
Samenhang
Afstemming op doel
Afstemming op publiek
Woordenschat en woordgebruik
Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing

Slide 22 - Poll

Zelf aan de slag
  1. Maak een PowerPoint-presentatie van  minimaal 5 dia's.
  2. Bereid je mondelinge betoog voor, zodat je  kunt presenteren tijdens de les.
  3. Zorg dat je bij je presentatie kunt (laptop, usb etc.)

Slide 23 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 24 - Tekstslide