In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Programma
Stil lezen
Uitleg Metonymie/metonymia
Maken opdrachten
Slide 1 - Tekstslide
Stil Lezen
timer
10:00
Stil lezen
Slide 2 - Tekstslide
H3 Beeldspraak
Woordenschat: metonymie
Slide 3 - Tekstslide
Wat is ook alweer beeldspraak?
Slide 4 - Open vraag
Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Je kunt hier verschillende stijlfiguren voor gebruiken. Een schrijver maakt gebruik van stijlfiguren om een tekst levendiger te maken.
Je kent er al een paar: denk maar aan de hyperbool (overdrijving) of het understatement.
Slide 5 - Tekstslide
Stijlfiguur
Metonymie (ook wel: metonymia) is een bepaalde stijlfiguur waarbij je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft.
figuurlijk taalgebruik
Slide 6 - Tekstslide
Je noemt een deel, maar bedoelt het geheel.
Ik ga even de neuzen tellen.
Je wilt het aantal personen tellen, maar je noemt alleen hun neus.
Slide 7 - Tekstslide
Je noemt het geheel, maar je bedoelt een deel:
Nederland won met 6-3 van Duitsland.
Je bedoelt het Nederlandse elftal en het Duitse elftal, maar je noemt het hele land.
Slide 8 - Tekstslide
Je noemt de maker, maar je bedoelt het voorwerp.
Er hangt bij ons een Van Gogh aan de muur.
Je noemt de maker (Van Gogh) i.p.v. het gemaakte (het schilderij).
Slide 9 - Tekstslide
Je noemt het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp.