H12 gezondheid

Hst.12 Gezondheid
tegen pathogenen
micro-organismen

infectie
incubatie tijd
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hst.12 Gezondheid
tegen pathogenen
micro-organismen

infectie
incubatie tijd

Slide 1 - Tekstslide

§12.1 Voorkomen is beter dan genezen

Slide 2 - Tekstslide

Afweer bij planten
mechanische afweer:
- stekels en doornen

chemische afweer:
- (bittere) smaak
- zure stoffen
- signaal stoffen

Slide 3 - Tekstslide

BINAS
87A

Slide 4 - Tekstslide

slijmvliezen
mond       neus
luchtpijp
ogen
maag darmen
urinewegen
vagina

Slide 5 - Tekstslide

niet specifieke barriere
BINAS 84 J2
biochemische barriere
- lage pH
- enzymen
- lysosoom
- autochtone bacteriën

fysische barriere
- dikte van de laag
- vloeistofstroom
- haren
- slijmlaag

Slide 6 - Tekstslide

Noem een voorbeeld waar een lage pH gebruikt wordt in de afweer bij de mens.

Slide 7 - Open vraag

§12.2
huid en slijmvliezen

1e barriere tegen pathogene micro-organismen  
= passieve bescherming
=  niet specifiek 
(werkt tegen alle soorten ziekteverwekkers en toxinen)

Slide 8 - Tekstslide

2e beschermende barriere tegen pathogenen
           Actieve bescherming: witte bloedcellen komen in actie


Slide 9 - Tekstslide

Fagocytose
Door een fagocyt, meestal macrofaag  (een soort witte bloedcel)
Niet-specifieke afweer:  
het maakt niet uit welke ziekteverwekker / toxine het is

Slide 10 - Tekstslide

antibiotica
Werken alleen tegen een bacteriële infectie!!!!
Verschillende soorten antibiotica, verschillende werkings mechanismen

Slide 11 - Tekstslide

Resistentie
Een bacterie kan door een mutatie (= spontane verandering in het DNA) resistent worden tegen een antibioticum.
(=> de bacterie gaat niet dood)

Multi-resistente bacterie
resistent tegen meerdere antibiotica!
(bijv. MR-stafylococcus Aureus = ziekenhuisbacterie)

Slide 12 - Tekstslide

Heeft het zin om een antibioticum te gebruiken bij een infectie met een multi-resistente bacterie?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

§12.3 specifieke afweer: 3e barriere
Vaccinaties 
Dit schema niet leren!!

Slide 14 - Tekstslide

vaccinaties
Voorkomen dat je na infectie met de bewuste ziekteverwekker echt ziek wordt.

Je wordt niet ziek door de aanwezigheid van antistoffen (Immunoglobuline) in het bloedserum.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe kom je aan antistoffen (immunoglobuline)?
actief: je witte bloedcellen maken zelf antistoffen aan door vaccinatie of door gewoon ziek worden.

passief: je krijgt de antistoffen van een ander
moeder: placenta/moedermelk
proefdier: antiserum

Slide 16 - Tekstslide

witte bloedcellen
macrofagen
lymfocyten
worden gevormd in het rode beenmerg (platte beenderen)

               B-lymfocyt: rijpt in het beenmerg
       T-lymfocyt rijpt in de Thymus

Slide 17 - Tekstslide

micro-organismen/toxinen
-worden herkend al lichaamsvreemde stof
-door eiwitten aan de buitenkant van de cel
- antigenen


(let op het verschil tussen antigenen en antistoffen)

Slide 18 - Tekstslide

3e barriere   specifieke afweer
werkt specifiek tegen 1 soort ziekteverwekker
Stap 1: macrofaag fagocyteert een ziekteverwekker
= aspecifiek

Stap 2: de macrofaag presenteert na afbraak het antigeen aan de buitenkant van de cel 
antigeen presenterende cel

Slide 19 - Tekstslide

stap 3
Antigeen presenterende cel gaat in de lymfeknopen op zoek naar de passende T-lymfocyten.

T-helpercel
- > activatie van cytotoxische T-cel, T-killer cel en T-geheugencel (cellulaire afweer)
- > activatie B-cel  (humorale afweer)

Slide 20 - Tekstslide

gactiveerde B-cel
geactiveerd door de T-helper cel of direct door het antigeen van de indringer

-> vorming plasmacellen -> antistoffen = humorale afweer
-> vorming B-geheugencel


Slide 21 - Tekstslide

Welke cellen maken antistoffen tegen een lichaamsvreemde bacterie?
A
B-lymfocyten
B
T-lymfocyten
C
T-helpercellen
D
Macrofagen

Slide 22 - Quizvraag

bloedtransfusie met "verkeerde" bloedgroep
Antistoffen breken de rode bloedcellen af en bloed gaat klonteren.

Slide 23 - Tekstslide

bloedgroepen     A     AB    B   nul
Op de celmembraan van de rode bloedcel zitten antigenen.

Slide 24 - Tekstslide

antigenenop rode bloedcel
geen

Slide 25 - Tekstslide

+ (gaat goed) of - (gaat fout)

Slide 26 - Tekstslide

+ (gaat goed) of - (gaat fout)
   +              -            -           +
   -              +            -           +

  +              +             +           +
    -             -              -           +

Slide 27 - Tekstslide

Naast A, AB, B en nul is er ook nog de rhesusfactor + of -
De antistoffen tegen Rhesus zitten normaal niet al in je bloed.
Pas na contact met Rhesus + ga je antistoffen maken

Slide 28 - Tekstslide

                            Rhesus baby
Rhesus antistoffen kunnen door de placenta
AB antistoffen niet

Slide 29 - Tekstslide

Iemand heeft bloedgroep A+.
Van wie kan hij bloed ontvangen?
A
A-
B
B+
C
AB-
D
O+

Slide 30 - Quizvraag