Les dinsdag_argumenten_leesvaardigheid_Bitcoin

Welkom klas!

Startklaar maken:
  • Pennen, schrift/map, KERN boek, leesboek. 
  • Telefoon in ZAKKIE in tas. 

timer
5:00
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas!

Startklaar maken:
  • Pennen, schrift/map, KERN boek, leesboek. 
  • Telefoon in ZAKKIE in tas. 

timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Binnen = stil beginnen.
- Lees in je jeugdboek.
- Docent doet administratie. (HV, AB, MV)
- Na afloop beurten voor samenvatten gelezen bladzijden. 
timer
6:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

1. Video kijken.
2. Lesstof herhalen (argumenten)
3. Artikel lezen. 

Slide 3 - Tekstslide

Leerstof PTO-3
KERN 12, 13, 14: Debat & betoog.

KERN 20: Beeldspraak (synesthesie & personificatie)
KERN 21: beeldspraak ( Vergelijking, Metafoor, Metonymia)

KERN 32, 33, 34: Argumenten: juistheid & geldigheid. 
Woorden van KERN 31 t/m 35. 

Boekopdracht: vlog bij het boek. (Koppeling aan KERN 25 en 26)




Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
Je kunt uit een opiniestuk over de 'Bitcoin' het standpunt van de auteur en juiste én geldige argumenten halen. (T1)

>> Inloggen bij LessonUp (video - 3 vragen)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

1. Vat de video samen in 3 - 5 zinnen. Leg uit wat de Bitcoin is. (5W+H)

Slide 7 - Open vraag

2. Ga naar Google en zoek de betekenis op van 'Speculatie'. (Context van 'investeren')

Vertel in eigen woorden wat 'speculeren' is.

Slide 8 - Open vraag

3. Zou jij zelf bitcoins kopen?
Ja
Nee

Slide 9 - Poll

Artikel uitdelen

Slide 10 - Tekstslide

Tekst actief lezen
Hoe pak je dat aan? 
(zie voorbeeld)


Benodigdheden:
a. Pennen.
b. Markeerstiften.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht: Tekst lezen
Lees stil en alleen de tekst. Omcirkel moeilijke woorden.


timer
10:00
Klaar?
Beantwoord de vragen:
a. Wie is de auteur? Is hij deskundig?
b. Wat is zijn standpunt? 
c. Wat is de functie van alinea 2? ( "De prijs van de Bitcoin....")

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden bespreken
a. Wie is de auteur? Is hij deskundig? Martijn Bron, econoom (specialisatie grondstoffen)
b. Wat is zijn standpunt/stelling? Zie rode pijl.
c. Wat is de functie van alinea 2? ( "De prijs van de Bitcoin....") Voorbeelden waaruit blijkt waarom investeren in Bitcoin gevaarlijk is en je het beter niet kunt doen.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 2 - argument 
Wat?
Lees de alinea onder het tussenkopje 'Forse verliezen'.
a. Martijn Bron geeft hier een argument dat zijn standpunt onderbouwt. 
- Onderstreep dat argument.
- Controleer het argument op juistheid én geldigheid.
timer
8:00

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2 - argument 
Standpunt: Het is verstandiger om te leren van professionals dan van finfluencers.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 3 - argument weerleggen
Wat is weerleggen?
Je bedenkt een tegenargument. Je kruipt als het ware in de rol van de tegenstander. 

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht: weerleg het argument
Standpunt: Het is verstandiger om te leren van professionals dan van finfluencers.

Argument alinea 'FORSE VERLIEZEN'.
Veel Nederlanders hebben in Bitcoin en andere crypto's geïnvesteerd en lijden forse verliezen."

>> Wat voor tegenargument kun je hier tegenin brengen?

Slide 17 - Tekstslide

Tegenargumenten bespreken

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 4. Tekstverwerking
Wat?
Beantwoord de volgende vragen:
a. Wat doet auteur in het slot? (alinea met tussenkop 'speculatie) (Zie p.42 KERN)
b.  Bedenk een nieuwe titel voor de tekst.
c. Bedenk een nieuw tussenkopje voor de laatste alinea.
Tijd?
10 minuten. Daarna klassikaal bespreken.
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Wat doet auteur in slot? (samenvatten argumenten)
Weerleg het argument onder ' Forse verliezen'. 
Bedenk een nieuwe titel voor de tekst.
Bedenk een tussenkopje voor 'speculatie'. 

Slide 20 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
KERN 20 & 21
Stijlfiguren

Slide 21 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Stijlfiguren die we al gezien hebben: 
climax, retorische vraag, sarcasme en paradox.

Deze periode nieuwe stijlfiguren: 
  • vergelijkingen met verbindingswoord
  • metafoor
  • personificatie
  • synesthesie


Slide 22 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Stijlfiguren die we al gezien hebben: 
climax, retorische vraag, sarcasme en paradox.

Deze periode nieuwe stijlfiguren: 
  • vergelijkingen met verbindingswoord
  • metafoor
  • personificatie
  • synesthesie


Deze moet je allemaal kennen voor PTO 3, dus schrijf mee!

Slide 23 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Personificatie
  • Letterlijk: 'een persoon van iets maken'
  • Er worden menselijke eigenschappen toegeschreven aan 'dingen'.

Slide 24 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Personificatie
  • Letterlijk: 'een persoon van iets maken'
  • Er worden menselijke eigenschappen toegeschreven aan 'dingen'.

 
Bijvoorbeeld:
Het schilderij wil ons laten zien hoe mensen vroeger leefden.

Wil het schilderij ons iets laten zien? 
Kan een schilderij iets willen?

Slide 25 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Personificatie
  • Letterlijk: 'een persoon van iets maken'
  • Er worden menselijke eigenschappen toegeschreven aan 'dingen'.

 
Bijvoorbeeld:
Voor een dyslect dansen de letters door elkaar. 

Kunnen letters dansen? 

Slide 26 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Synesthesie
  • twee soorten zintuigelijke waarnemingen worden naast elkaar gebruikt

Slide 27 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Synesthesie
  • twee soorten zintuigelijke waarnemingen worden naast elkaar gebruikt

Bijvoorbeeld:
Haar zinnen bestaan uit zijden woorden. 

zijden = stof > voelen   +    woorden = horen 

Slide 28 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Synesthesie
  • twee soorten zintuigelijke waarnemingen worden naast elkaar gebruikt

Bijvoorbeeld:
Hij stootte bittere klanken uit. 

bitter = smaak > proeven   +    klanken = horen 

Slide 29 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Zelf aan de slag met de stijlfiguren personificatie en synesthesie. 

Maak de opdracht op het stencil. 

Klaar? Schrijf je naam erop en lever het stencil in. 
Ga aan de slag met NUMO.

Slide 30 - Tekstslide

Een vergelijking herken je aan:
A
het woordje '(net) als'
B
het woordje 'met'
C
het woordje 'als', of 'van een'
D
het woordje 'vergeleken'

Slide 31 - Quizvraag

Hij is zo sterk als een beer = een metafoor. Juist of onjuist?
A
onjuist
B
juist

Slide 32 - Quizvraag

'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 33 - Quizvraag

'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video