KERN 21_beeldspraak_deel 1

Welkom klas!

Startklaar maken:
  • Pennen, schrift/map, KERN boek, leesboek. 
  • Telefoon in ZAKKIE in tas. 

timer
5:00
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas!

Startklaar maken:
  • Pennen, schrift/map, KERN boek, leesboek. 
  • Telefoon in ZAKKIE in tas. 

timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Binnen = stil beginnen.
- Lees in je jeugdboek.
- Docent doet administratie. (HV, AB, MV)
- Na afloop beurten voor samenvatten gelezen bladzijden. 
timer
6:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

1.  Uitleg KERN 21. (deel 1)
2. Oefenen met KERN 21. (LessonUp)
3. Zelfstandig werken.

Slide 3 - Tekstslide

Leerstof PTO-3
KERN 12, 13, 14: Debat & betoog.

KERN 20: Beeldspraak (synesthesie & personificatie)
KERN 21: beeldspraak ( Vergelijking, Metafoor, Metonymia)

KERN 32, 33, 34: Argumenten: juistheid & geldigheid. 
Woorden van KERN 31 t/m 35. 

Boekopdracht: vlog bij het boek. (Koppeling aan KERN 25 en 26)




Slide 4 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
KERN 20 & 21
Stijlfiguren

Slide 5 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Personificatie
  • Letterlijk: 'een persoon van iets maken'
  • Een 'ding' krijgt menselijke eigenschappen.
Bijvoorbeeld:
Het schilderij wil ons laten zien hoe mensen vroeger leefden.

Wil het schilderij ons iets laten zien? 
Kan een schilderij iets willen?

Slide 6 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Synesthesie
- Er zijn 5 zintuigen: zien, spreken, horen, voelen en proeven. 
- twee verschillende soorten zintuigen worden gebruikt

Bijvoorbeeld:
  • Hij stootte bittere klanken uit. 
  • Zijn er twee soorten zintuigen? 
  • bitter = smaak > proeven   +    klanken = horen 
  • > synesthesie

Slide 7 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Stijlfiguren 3-havo
  • PTO-2: climax, retorische vraag, sarcasme en paradox.
  • PTO-3: personificatie, synesthesie. (KERN 20)

Nieuwe stijlfiguren: (KERN 21)
  • vergelijking met verbindingswoord
  • metafoor


Slide 8 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan een 'vergelijking met verbindingswoord' en een 'metafoor' herkennen in een tekst. (T1)

Slide 9 - Tekstslide

Aantekeningen maken


Spullen:
- Schrift of map (Cornell)
- Pennen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Communiceren doe je samen 2
Beeldspraak

Niet letterlijk, maar juist figuurlijk.
Met beeldspraak maak je taal mooier en interessanter.

Slide 12 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Beeldspraak 1 : Vergelijking met een verbindingswoord:

  • Je vergelijkt een beeld met de werkelijkheid
  • Te herkennen aan woorden als 'als', 'net als', 'van een'
Je kijkt steeds naar: 
w: werkelijkheid
b: beeld

Slide 13 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vergelijking met een verbindingswoord - voorbeeld

Zij is zo rood als een kreeft.
  • De vrouw wordt vergeleken met de rode kleur van de kreeft.
  • Zij is zo rood (w) als een kreeft (b).
w: werkelijkheid
b: beeld

Slide 14 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vergelijking met een verbindingswoord - voorbeeld
Hij is een boom van een vent.
  • De man wordt vergeleken met hoe groot een boom is.
  • Hij is een boom (b) van een vent (w).

Slide 15 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vergelijking met een verbindingswoord - voorbeeld
Soms is taal als hogere wiskunde
  • Taal wordt vergeleken met moeilijke wiskunde.
  • Soms is taal (w) als hogere wiskunde (b)

Slide 16 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Beeldspraak 2: Metafoor

  • Alleen het beeld wordt gegeven. De werkelijkheid ontbreekt.
w: werkelijkheid
b: beeld

Slide 17 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Metafoor - voorbeeld
Het is hier een zwijnenstal!
  • De kamer (w) van de jongen is zo rommelig dat het eruit ziet als een zwijnenstal (varkens) (beeld).

Slide 18 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Metafoor - voorbeeld
Haar leven is een weg met kuilen en hobbels!
  • Het liefdesleven van Taylor Swift (w) is zo zwaar dat ze door kuilen en over hobbels moet (beeld).

Slide 19 - Tekstslide

2. Oefenen met stijlfiguren
>> Inloggen via LessonUp

Slide 20 - Tekstslide

Geef het beeld, de werkelijkheid en het verbindingswoord :
Hij woont in een huis als een paleis.
timer
2:30

Slide 21 - Open vraag

Geef het beeld, de werkelijkheid en het verbindingswoord :
In de herfst van haar leven nam mijn oma nog rijles.
timer
2:30

Slide 22 - Open vraag

Geef het beeld, de werkelijkheid en het verbindingswoord in:
De vijand kwam als een dief in de nacht
timer
2:30

Slide 23 - Open vraag

Geef het beeld, de werkelijkheid en het verbindingswoord in:
Marie is een schat van een meid
timer
2:30

Slide 24 - Open vraag

Geef het beeld en bedenk wat de werkelijkheid is in:
Alle buren zijn jaloers op zijn kasteel.
timer
2:30

Slide 25 - Open vraag

Geef het beeld en bedenk wat de werkelijkheid is in:
Je moet een olifantenhuid krijgen tegen dat pesten.
timer
2:30

Slide 26 - Open vraag

Geef het beeld en bedenk wat de werkelijkheid is in:
Die biljartbal doet het goed vandaag.
timer
2:30

Slide 27 - Open vraag

Zelfstandig werken
Wat?
Begin met het huiswerk: KERN 21 vraag 1, 2, 3, 4. 
Tijd?
Tot einde van de les.

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk: 
Les 20 opdracht 1, 2, 3 en 4.
Les 32 opdracht 3, 7, 8 en 9.

Slide 29 - Tekstslide

Metafoor:
Bij een metafoor zijn de woorden 'als' of 'van een' weggelaten. Wél worden er twee dingen vergeleken: "Het is hier een zwijnenstal!" roept moeder, als ze Tommy's kamer ziet.

Slide 30 - Tekstslide



Vergelijking:
Een vergelijking herken je aan de woorden 'als' en 'net'. Hij is zo rood als een kreeft. Ze is net (als) een nachtegaal. Ook bij de woorden 'van een' kun je denken aan een vergelijking: hij is een beer van een vent.

Slide 31 - Tekstslide

Boteer
Bekijk het filmpje van Lubach 
en
noteer welke vormen van beeldspraak langskomen. 

Slide 32 - Tekstslide

Pak je laptop erbij en log in op LessonUp

Slide 33 - Tekstslide