4havo - Les 5 - 5.1 Het molecuulmodel

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je bij je?
4p Boek
5p Laptop
2p Geo
4p Rekenmachine (geen grafische)
2p Pen + potlood + gum
2p Ruitjesschrift of ruitjespapier in de multomap
8p BINAS
                                       Hoeveel punten scoor je?

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel significante cijfers:
0, 058 × 10³
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quizvraag

Welke grootheid meet je met een thermometer
A
Hitte
B
Warmte
C
Energie
D
Temperatuur

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de deeltjes van een stof als je deze verwarmt?
A
Worden groter
B
Gaan sneller bewegen
C
Gaan langzamer bewegen
D
Worden zwaarder

Slide 5 - Quizvraag

Wat gebeurt er met water als je het kookt?
A
Worden groter
B
Gaan sneller bewegen
C
Gaan langzamer bewegen
D
Worden zwaarder

Slide 6 - Quizvraag

Als het buiten vriest, zal het water in de plassen...
A
Verdampen
B
Bevriezen
C
Ontdooien
D
Koken

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kunt de uitgangspunten van het
molecuulmodel beschrijven en toepassen.

Je kunt warmte en temperatuur uitleggen.

Je kunt de fase(overgangen) van een stof 
beschrijven.

Je kunt het absolute nulpunt uitleggen en 
rekenen met °C en kelvin.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een model?
d.




Het molecuulmodel probeert de werkelijkheid 
van een molecuul te beschrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Molecuulmodel
1. Stoffen bestaan uit moleculen 
   (kleine deeltjes)

2. Tussen de moleculen zit ruimte.

3. De moleculen bewegen altijd

4. De moleculen trekken elkaar aan

Slide 10 - Tekstslide

Temperatuur en warmte
Temperatuur is een grootheid
met als eenheid graden Celsius of kelvin.

Warmte is een vorm van energie 
met als eenheid joule.

Slide 11 - Tekstslide

Temperatuur
De bewegingsenergie van de 
moleculen bepaalt de temperatuur.

Wanneer de temperatuur stijgt,
gaan de moleculen sneller bewegen.

Wanneer de temperatuur daalt,
gaan de moleculen langzamer bewegen.

Slide 12 - Tekstslide

Temperatuur
Grootheid temperatuur met symbool 𝑇
  

Eenheid kelvin (K)

𝑇 (K) = 𝑡 (⁰C) + 273,15
0 K is het absolute nulpunt, de moleculen staan stil!






Slide 13 - Tekstslide

Absolute nulpunt
Als een stof afkoelt, gaan de moleculen langzamer 
bewegen.

Bij een bepaalde temperatuur staan 
de moleculen stil. Dit heet het absolute nulpunt.

Het absolute nulpunt is bij -273,15 °C, oftewel 0 K.

Slide 14 - Tekstslide

Warmte
Warmte is energie die zorgt dat de moleculen sneller gaan bewegen en/of de afstand tussen de moleculen toeneemt.

(als de moleculen sneller gaan, hebben ze meer ruimte nodig)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Stof verwarmen
Verwarmen betekent warmte (energie) toevoegen aan de stof



energie in de stof = potentiële energie + bewegingsenergie
Meer potentiële energie betekent meer afstand tussen de moleculen
(ze worden uit elkaar getrokken)
Meer bewegingsenergie betekent dat de moleculen sneller bewegen (hogere temperatuur)

Slide 17 - Tekstslide

(T, Q)-diagram water

Slide 18 - Tekstslide

Warmte(stroom)
Warmte stroomt altijd vanzelf van de hoge temperatuur
naar de lage temperatuur.
Er is energie nodig om warmte terug te brengen.


Slide 19 - Tekstslide

Warmte
Grootheid warmte met symbool 𝑄

Eenheid joule (J)

Warmte is een vorm van energie






Slide 20 - Tekstslide

Wat denk je dat er gebeurt met de deeltjes van een bal als je hem in de koelkast legt?

Slide 21 - Open vraag

Fases
.




        vaste fase           vloeibare fase      gasvormige fase

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Fasedriehoek

Slide 24 - Tekstslide

Fase-driehoek
verdampen
condenseren
stollen
smelten
rijpen
sublimeren
vast
vloeibaar
gas

Slide 25 - Sleepvraag

Hoe noemen we de temperatuur waarbij de deeltjes helemaal stoppen met bewegen?
A
kookpunt
B
smeltpunt
C
absolute nulpunt
D
vriespunt

Slide 26 - Quizvraag

Aan de slag

Slide 27 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 28 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 29 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 30 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 31 - Open vraag