Opdracht 3
1 Eigen antwoord.
Voorbeeld argument: (want) het gaat ten koste van vrije tijd, waarin kinderen zich ook ontwikkelen.
Voorbeeld tegenargument: Bijles en huiswerkbegeleiding helpen kinderen bij hun ontwikkeling en zit hen dus niet in de weg.
2 De gegevens die de Kamer van Koophandel over het aantal huiswerkbegeleidings- en bijlesinstituten onlangs heeft vrijgegeven.
3 Bijlesmanie
4 Bijles en huiswerkbegeleiding is niet altijd goed. Laatste zin tekst: Bijles kan nuttig zijn, maar zoals met alles, met mate.
5 ... het risico van ongelijke kansen tussen kinderen (al. 2)
6 Na school bewegen ze zich namelijk niet meer naar het voetbalveld, maar naar het bijlesbedrijf.
7 Ja, de kernzin is een argument.
8 Het signaalwoord namelijk.
9 Nee, want aan alle activiteiten kleeft volgens de auteur wel een ervaring waarvan een kind leert. Zie alinea 5: een cruciaal deel van de ontwikkeling van kinderen speelt zich buiten de schoolbankjes af. Een intensief potje voetbal spelen met je vrienden, een interactieve game spelen, een spannend boek openen dat je daadwerkelijk zelf wilt lezen, een keer ruzie meemaken tussen vrienden in het park: al deze ervaringen zijn ontzettend leerzaam. Op deze manier doen kinderen belangrijke sociale, emotionele en lichamelijke kennis op die ze in een klaslokaal niet kunnen krijgen.
10 Kern van een goed antwoord: Kinderen moeten niet alleen maar leren en presteren, ze hebben ook vrije tijd nodig.
11 Ja. De essentie van de tekst is gelijk aan de mening van de schrijver.
Opdracht 4
1
[Tekst 2]
Discriminatie in de super: scholier mag alleen naar binnen met rood mandje
[1] Veel supermarkten kennen als huisregel het ‘scholierenmandje’. Een portier laat jongeren één voor één toe en verplicht ze een speciaal, rood mandje mee naar binnen te nemen.
[2] Volgens de supermarkten is de mandjesregel voor scholieren een noodzaak, 1 omdat (aangezien) scholieren nu eenmaal stelen. 2 Daarom wil de supermarkt hen in de gaten houden.
[3] Dit argument staat 3 echter haaks op de werkelijkheid. Uit CBS-cijfers blijkt 4 immers (namelijk) dat 19-jarigen de meeste winkeldiefstallen plegen en deze leeftijdsgroep zit veelal niet meer op school, maar studeert of werkt. Een mandjesplicht voor scholieren heeft 5 dus geen toegevoegde waarde.
[4] 6 Bovendien kost deze discriminerende regel de supermarkt veel geld, 7 aangezien (omdat) lang niet iedereen zin heeft om een kwartier buiten de winkel te wachten. Er zijn 8 namelijk (immers) altijd te weinig scholierenmandjes, waardoor er in de pauze een lange rij ontstaat. Dit is heel ongemakkelijk voor de scholieren, 9 maar het is nog erger voor de supermarkt, 10 want volgens het Nibud geeft een scholier per maand zo’n 48 euro uit aan snoep, eten en drankjes. Als scholieren geen zin hebben om een kwartier in de rij te staan voor hun zoetigheden, zullen ze afhaken. De supermarkten zijn daar dan zelf de dupe van.
[5] Wij 11 vinden 12 dan ook dat de discriminerende mandjesregel zo snel mogelijk moet verdwijnen. Dat is een win-winsituatie: zowel de jongeren als de supermarkten hebben voordeel van het afschaffen van de scholierenmandjes!
Naar: Marijn Sih en Max Reinders, leerlingen van klas 5 van het Cygnus Gymnasium in Amsterdam, de Volkskrant
2 dan ook
3 De delen tussen de haakjes (…) mogen in het antwoord ontbreken.
a het standpunt van de auteurs: de discriminerende mandjesregel moet zo snel mogelijk verdwijnen.
b hun argument: deze discriminerende regel kost de supermarkt veel geld.
c hun ondersteunende argument: de scholieren (die maandelijks 48 euro aan snoep, eten en drankjes besteden) zullen afhaken (omdat ze niet buiten de winkel in de rij willen staan).
d het tegenargument van de supermarkten: de mandjesregel voor scholieren is een noodzaak / scholieren stelen (nu eenmaal).
e de weerlegging daarvan door de auteurs: uit CBS-cijfers blijkt dat 19-jarigen de meeste winkeldiefstallen plegen en deze leeftijdsgroep zit veelal niet meer op school (maar studeert of werkt).
4 Het tegenargument is geen feit, maar een aanname: iets wat verondersteld wordt. Het overtuigt daarom niet.
De weerlegging is afdoende, want die betreft een feit; het is controleerbaar.
Of:
De weerlegging is niet afdoende, want uit het gegeven dat 19-jarige het meest stelen, kun je niet automatisch concluderen dat middelbare scholieren niet stelen (hooguit dat die minder stelen).