Argumenteren 1/2 les 2 en 3

Welkom havo 4
Argumenteren
 les 2
Pak alvast je gemaakte opdrachten voor je (blz. 61)
Deze lessen:
  • 1 t/m 4 nakijken
  • Uitleg argumentatie-structuren (paragraaf 2)
  • opdr. 1 maken
  • Opdracht 4, 5, 6 maken (par. 1)
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom havo 4
Argumenteren
 les 2
Pak alvast je gemaakte opdrachten voor je (blz. 61)
Deze lessen:
  • 1 t/m 4 nakijken
  • Uitleg argumentatie-structuren (paragraaf 2)
  • opdr. 1 maken
  • Opdracht 4, 5, 6 maken (par. 1)

Slide 1 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
  1. Argumenten (feitelijk en waarderend), tegenargumenten en weerleggingen.
  2. Argumentatiestructuren (blokkenschema's)
  3. Argumentatieschema's (op basis waarvan wil je overtuigen)

Slide 2 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
  1. Argumenten (feitelijk en waarderend), tegenargumenten en weerleggingen.
  2. Argumentatiestructuren (blokkenschema's)
  3. Argumentatieschema's (op basis waarvan wil je overtuigen)

Slide 3 - Tekstslide

Argumenteren 1. Standpunt en argument
Nakijken opdracht 1 
  • a bijvoorbeeld: De school moet later beginnen.
  • b bijvoorbeeld: Ik vind de prijs van die festivalkaartjes veel te hoog.
  • c bijvoorbeeld: Wij krijgen volgens mij veel te veel huiswerk.


Slide 4 - Tekstslide

Argumenteren 1. Standpunt en argument
Nakijken opdracht 2
  • 1 a namelijk
  • 2 a Het boek Strovuur van Gerwin van der Werf moet iedere 15+’er lezen.
  • 3 a Het zet je [namelijk] aan het denken, geeft je een gevoel van vrijheid en maakt je triest en vrolijk tegelijk.

Slide 5 - Tekstslide

Argumenteren 1. Standpunt en argument
Nakijken opdracht 2
  • 1b immers
  • 2b stop met schoolcijfers
  • 3b Ze demotiveren een leerling.
  • Ze hebben alleen nut voor ouders (die aan de hand van cijfers de schoolcarrière van hun kind volgen).


Slide 6 - Tekstslide

Argumenteren 1. Standpunt en argument
Nakijken opdracht 2
  • 1c daarom
  • 2c [Daarom] is het heel goed voor de efficiëntie van het Nederlandse onderwijs om minder uren school te verplichten.
  • 3c Het Centraal Bureau voor de Statistiek treft in een onderzoek onder 33 landen een opmerkelijke trend aan: in 'goede' onderwijslanden wordt veel minder lesgegeven dan hier.


Slide 7 - Tekstslide

Argumenteren 1. Standpunt en argument
Nakijken opdracht 2
  • 1d lijkt mij, want
  • 2d Nederland heeft van alle Europese landen het kortst schoolvakantie in de zomer.
  • 3d Nederland heeft van alle Europese landen het kortst schoolvakantie in de zomer.



Slide 8 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3
1 Eigen antwoord.
Voorbeeld argument: (want) het gaat ten koste van vrije tijd, waarin kinderen zich ook ontwikkelen.
Voorbeeld tegenargument: Bijles en huiswerkbegeleiding helpen kinderen bij hun ontwikkeling en zit hen dus niet in de weg.
2 De gegevens die de Kamer van Koophandel over het aantal huiswerkbegeleidings- en bijlesinstituten onlangs heeft vrijgegeven.
3 Bijlesmanie
4 Bijles en huiswerkbegeleiding is niet altijd goed. Laatste zin tekst: Bijles kan nuttig zijn, maar zoals met alles, met mate.
5 ... het risico van ongelijke kansen tussen kinderen (al. 2)



Slide 9 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3
6 Na school bewegen ze zich namelijk niet meer naar het voetbalveld, maar naar het bijlesbedrijf.
7 Ja, de kernzin is een argument.
8 Het signaalwoord namelijk.
9 Nee, want aan alle activiteiten kleeft volgens de auteur wel een ervaring waarvan een kind leert. Zie alinea 5: een cruciaal deel van de ontwikkeling van kinderen speelt zich buiten de schoolbankjes af. Een intensief potje voetbal spelen met je vrienden, een interactieve game spelen, een spannend boek openen dat je daadwerkelijk zelf wilt lezen, een keer ruzie meemaken tussen vrienden in het park: al deze ervaringen zijn ontzettend leerzaam. Op deze manier doen kinderen belangrijke sociale, emotionele en lichamelijke kennis op die ze in een klaslokaal niet kunnen krijgen.

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3
10 Kern van een goed antwoord: Kinderen moeten niet alleen maar leren en presteren, ze hebben ook vrije tijd nodig.
11 Ja. De essentie van de tekst is gelijk aan de mening van de schrijver.

Slide 11 - Tekstslide

Nakijken opdracht 4
[2] Volgens de supermarkten is de mandjesregel voor scholieren een noodzaak, 1 omdat (aangezien) scholieren nu eenmaal stelen. 2 Daarom wil de supermarkt hen in de gaten houden.
[3] Dit argument staat 3 echter haaks op de werkelijkheid. Uit CBS-cijfers blijkt 4 immers (namelijk) dat 19-jarigen de meeste winkeldiefstallen plegen en deze leeftijdsgroep zit veelal niet meer op school, maar studeert of werkt. Een mandjesplicht voor scholieren heeft 5 dus geen toegevoegde waarde.
[4] 6 Bovendien kost deze discriminerende regel de supermarkt veel geld, 7 aangezien (omdat) lang niet iedereen zin heeft om een kwartier buiten de winkel te wachten. Er zijn 8 namelijk (immers) altijd te weinig scholierenmandjes, waardoor er in de pauze een lange rij ontstaat. Dit is heel ongemakkelijk voor de scholieren, 9 maar het is nog erger voor de supermarkt, 10 want volgens het Nibud geeft een scholier per maand zo’n 48 euro uit aan snoep, eten en drankjes.

Slide 12 - Tekstslide

Nakijken opdracht 4





 Als scholieren geen zin hebben om een kwartier in de rij te staan voor hun zoetigheden, zullen ze afhaken. De supermarkten zijn daar dan zelf de dupe van.
[5] Wij 11 vinden 12 dan ook dat de discriminerende mandjesregel zo snel mogelijk moet verdwijnen. Dat is een win-winsituatie: zowel de jongeren als de supermarkten hebben voordeel van het afschaffen van de scholierenmandjes!

2 dan ook

Slide 13 - Tekstslide

Nakijken opdracht 4
3 De delen tussen de haakjes (…) mogen in het antwoord ontbreken.
a het standpunt van de auteurs: de discriminerende mandjesregel moet zo snel mogelijk verdwijnen.
b hun argument: deze discriminerende regel kost de supermarkt veel geld.
c hun ondersteunende argument: de scholieren (die maandelijks 48 euro aan snoep, eten en drankjes besteden) zullen afhaken (omdat ze niet buiten de winkel in de rij willen staan).
d het tegenargument van de supermarkten: de mandjesregel voor scholieren is een noodzaak / scholieren stelen (nu eenmaal).
e de weerlegging daarvan door de auteurs: uit CBS-cijfers blijkt dat 19-jarigen de meeste winkeldiefstallen plegen en deze leeftijdsgroep zit veelal niet meer op school (maar studeert of werkt).

Slide 14 - Tekstslide

Nakijken opdracht 4


4 Het tegenargument is geen feit, maar een aanname: iets wat verondersteld wordt. Het overtuigt daarom niet.
De weerlegging is afdoende, want die betreft een feit; het is controleerbaar.
Of:
De weerlegging is niet afdoende, want uit het gegeven dat 19-jarige het meest stelen, kun je niet automatisch concluderen dat middelbare scholieren niet stelen (hooguit dat die minder stelen).

Slide 15 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Feitelijke en waarderende argumenten

  • Standpunt ondersteunen met een feitelijke uitspraak > je kunt de uitspraak controleren. 
  • Standpunt ondersteunen met een waarderende uitspraak > je kunt hierover van mening verschillen. Is het mooi/lelijk, goed/slecht, wenselijk/onwenselijk. (Een waarderende uitspraak kan je ondersteunen met feiten.)

Slide 16 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Feitelijke en waarderende argumenten

  • Standpunt ondersteunen met een feitelijke uitspraak > je kunt de uitspraak controleren. 
  • Standpunt ondersteunen met een waarderende uitspraak > je kunt hierover van mening verschillen. Is het mooi/lelijk, goed/slecht, wenselijk/onwenselijk. (Een waarderende uitspraak kan je ondersteunen met feiten.)

Is een feitelijk argument altijd een feit/ waarheid?

Slide 17 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Standpunt: de wolf is welkom in Nederland, omdat...

  1. … de wolf hier honderd jaar geleden ook al rondzwierf. 
  2. … het een prachtig dier is.
  3. … de regering verlies van vee aan schapenboeren vergoedt.
  4. … ze alleen maar eng zijn in sprookjes.
  5. … de wolf een beschermde diersoort is. 
Zijn deze ^ argumenten feitelijk of waarderend?



Slide 18 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Standpunt: de wolf is welkom in Nederland omdat...

  1. … de wolf hier honderd jaar geleden ook al rondzwierf.
  2. … het een prachtig dier is.
  3. … de regering verlies van vee aan schapenboeren vergoedt.
  4. … ze alleen maar eng zijn in sprookjes.
  5. … de wolf een beschermde diersoort is. 



  1. F
  2. W
  3. F
  4. W
  5. F

Slide 19 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Enkelvoudige en meervoudige argumentatie

  • Dus: om een standpunt te onderbouwen, heb je argumenten nodig… 
  • … en deze argumenten zijn feitelijk (controleerbaar) of waarderend (gebaseerd op smaak). 
  • Wat is beter: één argument? Of meer?
  •   Eén argument: enkelvoudige argumentatie
  •   Meer argumenten: meervoudige argumentatie
   



Slide 20 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.

  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde om meer stroom te gebruiken dan nodig is.





Slide 21 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.
  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde om meer stroom te gebruiken dan nodig is.





 Standpunt

Slide 22 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.
  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde om meer stroom te gebruiken dan nodig is.





 Standpunt
argument

Slide 23 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.
  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde om meer stroom te gebruiken dan nodig is.





 Standpunt
argument
tegenargument

Slide 24 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Korte oefening
Hieronder zie je vier zinnen. Geef ze het goede label: standpunt, argument, tegenargument of weerlegging.
  1. We hebben zonnepanelen op het dak.
  2. Als je je kamer uit loopt, moet je je licht uitdoen.
  3. Er wordt meer stroom gebruikt dan er wordt opgewekt.
  4. Het is zonde om meer stroom te gebruiken dan nodig is.





 Standpunt
argument
tegenargument
weerlegging

Slide 25 - Tekstslide

Argumenteren: standpunt en argumentatie
Hoe onderscheid je een standpunt van een argument?

Standpunt     >>>want>>>    argument

Argumenten >>> dus >>>    standpunt

Ondersteunt iets het standpunt, dan is het een argument(voor) of een weerlegging. 

Slide 26 - Tekstslide

Argumentatiestructuren blz. 66, 67
  1. Meervoudige of enkelvoudige argumentatie
  2. Onderschikkende of nevenschikkende argumentatie

  3. (nevenschikkend met) afhankelijke of onafhankelijke argumenten

1                       2                     3

Slide 27 - Tekstslide

Deze les, blz. 192, 193
Argumenteren 6.2

Slide 28 - Tekstslide

Oefening
Teken het blokkenschema bij de volgende redenatie:

Alcohol zou verboden moeten worden, want het is slecht voor de gezondheid. Alcohol verhoogt namelijk de kans om vroegtijdig te sterven.

Slide 29 - Tekstslide

Oefening
Teken het blokkenschema bij de volgende redenatie:

Mijn band is lek en ik kan niet zelf mijn band plakken, daarom moet ik naar de fietsenmaker.

Slide 30 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak opdracht 1 blz. 67
Teken de schema's uit en controleer ze: van boven naar beneden moet je er 'want' tussen kunnen zetten, van beneden naar boven 'dus'. 

Klaar? Maak alvast opdracht 5-7  van de vorige paragraaf. Kijk deze zelf na met het nakijkblad.

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 1 nakijken

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 1 nakijken

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 1 nakijken

Slide 34 - Tekstslide

Zelfstandig werken
- Maak opdracht 2 van blz. 68.

Je mag muziek luisteren. Ga niet telkens iets nieuws aanzetten.


Slide 35 - Tekstslide