Blok 5 spelling: leestekens

Blok 5 spelling: leestekens 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Blok 5 spelling: leestekens 

Slide 1 - Tekstslide

Welke leestekens ken je?

Slide 2 - Woordweb

Komma
Een komma geeft rust in de zin aan. Je gebruikt een komma...
1. voor of na een aanspreking: - Jeroen, wil jij even.. 
2. tussen de delen van een opsomming:  officieren, onderofficieren.. 
3. tussen twee persoonsvormen: - zodra ik tijd heb, kom ik naar je toe
4. tussen de hoofdzin en een bijzin (als de delen lang zijn): - ..computer heeft geleverd, staat bekend als.. 
5. voor en achter een bijstelling: - Michiel de Ruyter, onze bekendste zeeheld, was.. 

Slide 3 - Tekstslide

Dubbele punt
Een dubbele punt dient om iets aan te kondigen. 
1. een citaat (directe rede): - De directeur zei: 'We moeten.. 
2. een gedachte; let op: bij een gedachte gebruik je geen aanhalingstekens: - Irina dacht: daar heb ik helemaal geen zin in.
3. een opsomming: - Bertus spreekt wel zes talen: Nederlands, Frans..
4. een uitleg of toelichting: - Ik wil niet naar Ameland op vakantie: er is daar niets te beleven. 

Slide 4 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Aanhalingstekens gebruik je..
1. bij citaten: gesproken tekst - 'Kun je me even helpen met die zware kist?' vroeg Ferry aan z'n broer. 
2. als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: - Met hoeveel e's schrijf je 'amfibieën'? 
3. als het woord op een speciale manier gebruikt wordt: - Toen onze halve klas een onvoldoende had, zei de docent dat we het weer 'geweldig' gedaan hadden. 

Slide 5 - Tekstslide

Puntkomma
Een puntkomma gebruik je..
1. tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen: - Onze klas wil in de natte maand maart op kamp gaan; ik vind dat niet verstandig.
2. als afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen: - Tijdens de werkweek in Vlaanderen voerden we allerlei opdrachten uit: we moesten een stuk duingebied opmeten met een waterpas; we deden proefjes met slootwater uit diverse slootjes; we zochten naar.. 

Slide 6 - Tekstslide

Kies het juiste leesteken op de plaats van de *:
Ik ga echt geen boeken van Harry Potter lezen * ik vind die verhalen veel te onwaarschijnlijk.
A
komma
B
puntkomma
C
dubbele punt

Slide 7 - Quizvraag

Als Irina vaker zou trainen * zou ze volgend jaar zeker in Dames 1 spelen.
A
komma
B
puntkomma
C
dubbele punt

Slide 8 - Quizvraag

Laten we vandaag maar naar het strand gaan * voor morgen wordt regen voorspeld.
A
komma
B
puntkomma
C
dubbele punt

Slide 9 - Quizvraag

Bij diarree voel je je meestal niet erg ziek * toch moet je wel oppassen voor uitdroging.
A
komma
B
puntkomma
C
dubbele punt

Slide 10 - Quizvraag

Welke vier leestekens hebben we in deze les behandeld?

Slide 11 - Open vraag

Accenttekens
  • accent aigu: streepje voorover
  • accent grave: streepje achterover
  • accent circonflexe: dakje
  • cedille: 'komma' onder de c

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Is zestien ampere/ampère genoeg?

Slide 14 - Open vraag

Haar acné/acne is soms erg opvallend.

Slide 15 - Open vraag

Is dat wel lekkere patee/paté?

Slide 16 - Open vraag

Hij wilde persé/per se naar de film.

Slide 17 - Open vraag

Die enquete/enquête is opgesteld door de leerlingen.

Slide 18 - Open vraag

Is dat nu echt serieus/sérieus?

Slide 19 - Open vraag

Voila/Voilà, daarmee is het werk afgelopen.

A
Voila
B
Voilà

Slide 20 - Quizvraag

Okee/Oké, daar kan ik me wel bij neerleggen.

A
Okee
B
Oké

Slide 21 - Quizvraag

Blok 5 spelling: leestekens
Maak nu opdracht 1, 2 4 en 5. Bij het maken van de opdrachten kun je ook de theorie die op de volgende dia's staat gebruiken.  

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Accenttekens
Met accenttekens geef je aan hoe je een woord uitspreekt. 
Er zijn twee soorten accenttekens.

Met een klemtoonteken leg je extra nadruk op een woord. Je gebruikt hiervoor altijd een accent aigu. Klanken die je met twee letters schrijft, krijgen twee accenten.

  • Dat had ik écht niet gezien.
  • Hij heeft héél lang geslapen.
  • Nee, ik vroeg om de sáús.


Slide 26 - Tekstslide

Accenttekens
Met een uitspraakteken geef je aan hoe je een klinker uitspreekt. Met een accent aigu maak je de klank langer, zoals in mee. Met een accent grave maak je de klank korter, zoals in met. Het accent circonflexe gebruik je bij sommige Franse leenwoorden.
  • café, saté
  • crème, caissière
  • gênant, enquête
In andere woorden gebruik je uitspraaktekens als de cedille, de umlaut en de tilde.
  • Curaçao, reçu
  • überhaupt, röntgen 
  • señor



Slide 27 - Tekstslide