In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
TEKSTVERBANDEN
&
SIGNAALWOORDEN
Slide 1 - Tekstslide
LEZEN H3 p91: Wat weten we al?
Wat is een tekstverband?
Een tekstverband is de samenhang tussen woorden, zinnen en alinea's in een tekst. Door te letten op de verbanden in de tekst kun je deze beter begrijpen en bestuderen.
Tekstverbanden herken je vaak aan signaalwoorden. Signaalwoorden zeggen dus eigenlijk: let op, er komt een op-somming, voorbeeld, vergelijking, toelichting, conclusie etc.
Slide 2 - Tekstslide
De tekstverbanden uit H3
chronologisch verband - heeft te maken met tijdsvolgorde (jaartallen en signaalwoorden zoals: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen . . .)
opsommend verband - er worden dingen achter elkaar opgenoemd (te herkennen aan streepjes, dots, nummers of signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, bovendien, verder, ten slotte, en, niet alleen . . .maar ook)
Slide 3 - Tekstslide
(vervolg tekstverbanden H3)
vergelijkend verband - laat verschil/overeenkomst zien (net als, zoals, in vergelijking met, evenals; ook de vergrotende trap: meer / groter / beter etc. . . . dan)
(dit laatste tekstverband staat niet in de theorie van Nieuw Nederlands, maar hoort er wel bij)
Slide 4 - Tekstslide
(vervolg tekstverbanden H3)
tegenstellend verband - er worden tegenovergestelde dingen genoemd (te herkennen aan signaalwoorden als: tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ondanks dat, ofschoon, aan de ene kant . . . aan de andere kant . . .)
toelichtend verband - er wordt extra informatie gegeven over een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld. (bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou)
Slide 5 - Tekstslide
Oefening tekstverbanden H3
Kijk bij de volgende vijf zinnen
welk tekstverband je herkent.
De vijf dia's erna:
Welke signaalwoorden herken je?
Slide 6 - Tekstslide
1. Ik ga eerst uitslapen, daarna mijn kamer opruimen en vervolgens logeren bij mijn nichtje.
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 7 - Quizvraag
2. Aan de ene kant ga ik graag naar de film, aan de andere kant blijf ik liever thuis.
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 8 - Quizvraag
3. Voor gym neem ik om te beginnen gymschoenen mee en gymkleren. Verder ook een flesje drinken.
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 9 - Quizvraag
4. Aziza kookt graag mediterrane gerechten, zoals couscous.
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 10 - Quizvraag
5. Aziza kookt net zo graag als haar moeder.
A
chronologisch
B
vergelijkend
C
tegenstellend
D
toelichtend
Slide 11 - Quizvraag
Welke signaalwoorden herken je in zin 1, dia 7?
Slide 12 - Open vraag
Welke signaalwoorden herken je in zin 2, dia 8?
Slide 13 - Open vraag
Welke signaalwoorden herken je in zin 3, dia 9?
Slide 14 - Open vraag
Welk(e) signaalwoord(en) herken je in zin 4, dia 10?
Slide 15 - Open vraag
Welk(e) signaalwoord(en) herken je in zin 5, dia 11?
Slide 16 - Open vraag
(vervolg tekstverbanden H5)
oorzakelijk verband - er gebeurt iets buiten jouw wil (je neemt dus niet, zoals bij redengevend, zelf een besluit). Signaalwoorden: doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is dus, dankzij. Voorbeeld: Doordat het ijskoud is (oorzaak), zijn de planten bevroren (gevolg).
Concluderend verband - conclusie (dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend). Dit is dus het laatste verband.
Slide 17 - Tekstslide
De laatste 2 tekstverbanden
De volgende twee tekstverbanden vind je in het filmpje hierna. Ze komen niet voor in NN, maar het is handig om ze te kennen.
doel-middel verband - welk middel gebruikt wordt om een doel te bereiken (opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van).
samenvattend verband - samenvatting (kortom, samengevat, met andere woorden, al met al, samenvattend).
Slide 18 - Tekstslide
video.scholieren.com
Slide 19 - Link
Alles
duidelijk?
Slide 20 - Tekstslide
'Nieuwe' tekstverbanden H5 p175
voorwaardelijk verband - hier wordt aangegeven onder welke voorwaarde iets gebeurt (te herkennen aan: wanneer, indien, tenzij, als . . . dan). Voorbeeld: Als het morgen mooi weer is, dan gaan we naar het strand.
Redengevend verband - aangegeven wordt waarom iemand iets doet of vindt (omdat, daarom, dus, want etc.). Voorbeeld: Omdat het koud is (reden), trek ik een trui aan (besluit).