Oefenvragen bij de theorie van Studiereader bij de luistertoets

Oefenen voor de luistertoets
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Oefenen voor de luistertoets

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zou je aantekeningen kunnen maken
bij een geluidsfragment?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou jij aantekeningen maken
bij een geluidsfragment?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Pas nadat je een gesproken tekst helemaal hebt geluisterd, kun je beoordelen welke informatie echt belangrijk is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een handige manier van aantekeningen maken?
Waarom wel / niet?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen goede tip voor iemand die wil leren hoe hij
aantekeningen kan maken bij een (luister)tekst?


A
Luister goed het hele fragment
B
Schrijf de belangrijkste informatie op in steekwoorden.
C
Schrijf zoveel mogelijk op.
D
Begin met je op het luisterfragment te oriënteren

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe doe je dat...
je oriënteren op een luisterfragment?
A
Je kijkt goed naar de geluidsdrager (PC bijvoorbeeld), misschien valt er iets op.
B
Waar het voor is
C
Als het fragment van een site of podcast komt, onderzoek je deze: is er een betrouwbare spreker
D
Als je weet waar het fragment vandaan komt, ga je kijken of je het onderwerp en de doelgroep kunt achterhalen.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

klik op de punaise en op de link!
Wat wordt er bedoeld
met intensief luisteren?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je VOORDAT je daadwerkelijk
(intensief) gaat kijken en luisteren naar een fragment?
A
B
voorspellen waar het fragment over gaat: oriënteren
C
Zoekend kijken
D
Alvast het begin en het einde te bekijken

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekstdoelen (her)ken je?
(meerdere antwoorden goed)
A
informeren
B
reageren
C
activeren
D
amuseren

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn tekstdoelen?
A
Datgene wat de lezer met het lezen van de tekst wil bereiken.
B
Datgene wat de schrijver met zijn tekst wil bereiken.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kan een tekst meerdere tekstdoelen hebben?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekstdoelen passen
bij een schoolboek?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Amuseren

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de tekstdoelen naar het juiste plaatje
Informeren
Instrueren
Overtuigen
Amuseren

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de tekstvormen naar de bijbehorende tekstdoelen.
informeren
overtuigen
activeren
amuseren
stripverhaal
handleiding
schoolboektekst
filmrecensie
advertentie
roman
ingezonden brief

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Sleep de tekstdoelen naar de juiste teksten.
Amuseren
Overtuigen
Informeren
Activeren
Instrueren

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de tekstvormen naar de bijbehorende tekstdoelen.
De schrijver geeft de lezer vooral informatie. 
De schrijver probeert de lezer vooral van zijn/haar mening te overtuigen.
De schrijver spoort de lezer vooral aan iets te doen.
De schrijver wil de lezer vooral vermaken door iets boeiends, ontroerends of grappigs te vertellen.
Bijvoorbeeld schoolboekteksten  of recepten.
Bijvoorbeeld betogen of recensies.
Bijvoorbeeld reclameteksten.
Bijvoorbeeld gedichten of columns. 

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

klik op de punaise en op de link!
Welke woorden horen bij samenhang?

A
Lay-out, gedachtegang en signaalwoorden.
B
Inleiding, kern, slot, tekststructuur en relaties.
C
Tekststructuur, tekstopbouw, alineagebruik en verwijswoorden.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Klik op de punaise en op de link! De video is te lang voor onder de les: voor eigen gebruik student.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak aantekeningen tijdens het kijken en luisteren.
Welk woord hoort op de puntjes?

Schrijf .... op.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je antwoord geeft op de vraag:
"Wat zegt de schrijver over het onderwerp?"
Wat schrijf je dan op? De .....

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden en tekstverbanden horen bij elkaar.
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is GEEN functie
van signaalwoorden in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekstverbanden ken je nog meer?
Noem er drie.

Slide 39 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een mening herken je aan signaalwoorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden voor een tegenstelling:
A
zoals
B
allereerst
C
maar
D
daarentegen

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden: Eerst, daarna, vervolgens horen bij:
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Chronologisch

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies