Paragraaf 1.2 Meetnauwkeurigheid en significantie

Deze les
- Afrondende quiz 1.1
Je hebt ook een schrift / Binas / Rekenmachine nodig. dus graag startklaar zitten.
- Uitleg 1.2

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Deze les
- Afrondende quiz 1.1
Je hebt ook een schrift / Binas / Rekenmachine nodig. dus graag startklaar zitten.
- Uitleg 1.2

Slide 1 - Tekstslide

Waar staat het voorvoegsel k voor?
A
10
B
10^2
C
10^3
D
10^4

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de eenheid die hoort bij
de grootheid temperatuur?
A
Celsius
B
Graden Celsius
C
Temperatuur
D
Warmte

Slide 3 - Quizvraag

vereenvoudig de volgende eenheid:
mkg1m2kg3
A
m3kg4
B
mkg4
C
m3kg2
D
mkg2

Slide 4 - Quizvraag

Herschrijf de formule E=mgh naar h = .....
A
h=Emg
B
h=Emg
C
h=Egm
D
h=mgE

Slide 5 - Quizvraag

Herleid de onderstaande formule
naar m. Dus m = .....
E=21mv2
A
m=2v2E
B
m=21v2E
C
m=Ev22
D
m=2Ev2

Slide 6 - Quizvraag

Herleid de onderstaande formule
naar v.
E=21mv2
A
v=2Em
B
v=2mE
C
v=2mE
D
v=2Em

Slide 7 - Quizvraag

Stel je haalt een 6 voor natuurkunde. Tussen welke grenzen ligt dit cijfer?
(introductie vraag 1.2)
A
Tussen 5 en 7
B
Tussen een 6,1 en 5,9
C
Tussen 6,05 en 5,95
D
Tussen 5,5 en 6,5

Slide 8 - Quizvraag

3

Slide 9 - Video

Paragaaf 1.2
paragraaf 1.2

Leerdoelen:
- Nauwkeurig meten.
- Wat zijn significante cijfers en het rekenen hiermee.

Slide 10 - Tekstslide

00:39
Zoek de eenheden van F (Kracht) en m (massa) op in je Binas. Type ze in lessonup of maak een foto van de opgeschreven eenheden in je schrift.

Slide 11 - Open vraag

01:05
Zoek de basiseenheid van kracht op in tabel 5 van Binas. Dus N = ..........

Slide 12 - Open vraag

01:05
Werk in je schrift nu verder uit wat de eenheid van g dus is in basiseenheden.

Slide 13 - Open vraag

Hoe kun je nauwkeurig meten?




                         de schuifmaat staat ingesteld op mm
schroef

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Meet onnauwkeurigheid 
Stel je krijgt twee rapport cijfers:

een 7 en een 7,0 welk getal is nauwkeuriger?

Slide 16 - Tekstslide

Significante cijfers
  • alleen cijfers die informatie geven tellen mee
  • nullen aan het begin geven geen informatie
  • nullen aan het einde wel

voorbeelden:

162741        6 significante cijfers

0,038          2 significante cijfers

20,40          4 significante cijfers

Machten van 10 tellen niet als significant cijfer

Slide 17 - Tekstslide

Regel bij vermenigvuldigen

Kijk naar de begingetallen. Gebruik in je eindantwoord het kleinste aantal significante cijfers.


voorbeelden:

25 x 4 = 100 --> 1*10^2                     1 significant cijfer

1000 x 0,0240 = 24,0                         3 significante cijfers

32,00 : 4,0 = 8,0                                   2 significante cijfers

Slide 18 - Tekstslide

Regel bij optellen

Maak beide getallen gelijksoortig (in 10-tallen, 100-tallen etc, of werk voorvoegsels weg). Gebruik het kleinste aantal cijfers achter de komma.


0,100 kg + 0,35 kg = 0,45 kg

7,0 + 0,55 = 7,55 dus wordt 7,6


Slide 19 - Tekstslide

Let Op

 HOUD JE REKENING MET SIGNIFICANTE CIJFERS IN JOUW ANTWOORD. JE MAG ER OP EEN TOETS MAXIMAAL 1 NAAST ZITTEN.


TEVENS ANTWOORD JE ALTIJD IN EEN ANTWOORDZIN.

Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel significante cijfers heeft het getal 0,0068020
A
7
B
6
C
5
D
4

Slide 21 - Quizvraag

0,0300 x 50,00
A
1,5
B
1,50
C
1,500
D
1,5000

Slide 22 - Quizvraag

4,25 + 5,8
A
10
B
10,1
C
10,05
D
1*10^2

Slide 23 - Quizvraag

7+0,40
A
7,04
B
7,40
C
7,4
D
7

Slide 24 - Quizvraag

geef het antwoord met juiste aantal significante cijfers

Slide 25 - Open vraag