Grammatica Quiz 2 VMBO B/K 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Grammatica Quiz 2 VMBO B/K 3

Zij, hun of hen: Is de zin goed of fout?

* Gisteren hielden hun een enquête onder de leerlingen.

1. goed
2. fout

Zij, hun of hen?

* Weet jij een leuk cadeau om aan ... te geven?

1. zij
2. hun
3. hen

Goed of fout?

* Dat is de garage die bij bij hun huis hoort.

1. goed
2. fout

Welke 2 zinnen staat een hyperbool(overdrijving)?

1. Ik heb je al een miljoen keer gezegd dat ik niet mee ga.
2. Wat ontzettend onhandig hoe je dat hebt opgelost.
3. Olie kan in brand vliegen bij +/- 315 graden celsius.
4. Ik ben in een seconde terug.

Wat is geen retorische vraag?

1. Je maakt een grapje?
2. Laat jij de hond even uit?
3. Dat is toch logisch?
4. Wanneer ben je er?

Directe rede of indirecte rede?

* 'Hoe laat kom je?', vroeg mijn opa.

1. directe rede
2. indirecte rede

Hoeveel persoonsvormen?

* Als je nu niet opschiet, zijn we te laat voor de film en mogen we er niet meer in

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wat is geen voegwoord?

1. met
2. en
3. terwijl
4. want

Directe rede of indirecte rede?

* Ze vragen of ik morgen kan komen werken.

1. directe rede
2. indirecte rede

Welke aanwijzende voornaamwoorden bij 'het' woorden?

1. deze
2. dit
3. die
4. dat

Welk betrekkelijk voornaamwoord?

* Haar hondje ... ziek is, moet naar de dierenarts.

1. die
2. dat
3. wat
4. wie

Welk betrekkelijk voornaamwoord?

* Hij was helemaal nat van de regen ... hij niet echt leuk vond.

1. die
2. dat
3. wat
4. wie