Blok 1 Lezen
1 / 42
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
het doel van een informerende tekst =
A
de lezer iets nieuws vertellen
B
de lezer laten lezen voor zijn plezier
C
de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit
D
de lezer overhalen iets te gaan doen
Slide 4 - Quizvraag
het doel van een overtuigende tekst =
A
de lezer iets nieuws vertellen
B
een mening geven / uitleggen waarom die mening waar is
C
de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit
D
de lezer overhalen iets te gaan doen
Slide 5 - Quizvraag
het doel van een aansporende tekst =
A
de lezer laten lezen voor zijn plezier
B
een mening geven / uitleggen waarom die mening waar is
C
de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit
D
de lezer overhalen iets te gaan doen
Slide 6 - Quizvraag
het doel van een uitleggende tekst =
A
de lezer laten lezen voor zijn plezier
B
een mening geven / uitleggen waarom die mening waar is
C
de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit
D
de lezer overhalen iets te gaan doen
Slide 7 - Quizvraag
het doel van een amuserende tekst =
A
de lezer laten lezen voor zijn plezier
B
een mening geven / uitleggen waarom die mening waar is
C
de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit
D
de lezer overhalen iets te gaan doen
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Verken tekst 6 (blz. 38-39)
Wat voor soort tekst is dit?
Wat voor soort tekst is dit?
A
informerende
B
overtuigende
C
amuserende
D
uitleggende
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de tekstvorm?
A
reclametekst
B
artikel
C
nieuwsbericht
D
gebruiksaanwijzing
Slide 11 - Quizvraag
Met welk leesdoel zou je deze tekst gaan lezen?
Slide 12 - Open vraag
Wat is de bron van deze tekst?
Slide 13 - Open vraag
Noem 2 dingen waaraan je snel kunt zien waar deze tekst over zal gaan:
Slide 14 - Open vraag
Voorspel het onderwerp van deze tekst.
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
In regel 10 staat het woord IRRITEREN
De betekenis hiervan is:
De betekenis hiervan is:
Slide 17 - Woordweb
In de tekst staat 5 keer een woord dat hetzelfde betekent als irriteren. Schrijf die woorden op.
Slide 18 - Open vraag
Om de haverklap (r.9) betekent
A
soms
B
bijna nooit
C
heel vaak
D
af en toe
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
verkennend lezen
grondig lezen
zoekend lezen
zoeken naar antwoorden op
vragen
eerste en laatste
zinnen lezen
tussenkopjes gebruiken
opvallende woorden
gebruiken als zoekhulp
de tekst helemaal
begrijpen
kijken naar de tekst.
er alvast over nadenken
Slide 23 - Sleepvraag
Slide 24 - Tekstslide
"Is het erg als ik zwart werk."
Ik zoek dan bij....
Ik zoek dan bij....
A
het vetgedrukte woord: gestort
B
het vetgedrukte woord: zwartwerkt
C
het vetgedrukte woord: verzekerd
D
het vetgedrukte woord: minimumjeugdloon
Slide 25 - Quizvraag
"Hoe kan het dat ik minder geld krijg op mijn rekening dan het afgesproken uurloon?"
Ik zoek dan bij....
Ik zoek dan bij....
A
het vetgedrukte woord: gestort
B
het vetgedrukte woord: zwartwerkt
C
het vetgedrukte woord: verzekerd
D
het vetgedrukte woord: minimumjeugdloon
Slide 26 - Quizvraag
"Wat is het verschil tussen brutoloon en nettoloon?"
Ik zoek dan bij het tussenkopje....
Ik zoek dan bij het tussenkopje....
A
loon per uur
B
bruto en netto
C
minimumloon
Slide 27 - Quizvraag
"Ik ben veertien jaar. Krijg ik dan ook het minimumjeugdloon?"
Ik zoek dan bij het tussenkopje....
Ik zoek dan bij het tussenkopje....
A
loon per uur
B
bruto en netto
C
minimumloon
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van tekst 9?
Slide 31 - Open vraag
Wat is de betekenis van:
in eerste instantie (r.8)
in eerste instantie (r.8)
Slide 32 - Open vraag
Wat is de betekenis van:
daar lieten ze het niet bij zitten (r.9)
daar lieten ze het niet bij zitten (r.9)
Slide 33 - Open vraag
Wat is de betekenis van:
een heel goed idee, waar hij zelf niet op was gekomen (r.17-18)
een heel goed idee, waar hij zelf niet op was gekomen (r.17-18)
Slide 34 - Open vraag
Wat is de betekenis van:
uiteindelijk (r. 20)
uiteindelijk (r. 20)
Slide 35 - Open vraag
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
Slide 38 - Open vraag
Kies het tussenkopje dat het best boven alinea 2 past.
A
actie voeren
B
weggestuurd
C
handtekeningen
Slide 39 - Quizvraag
"De crossbaan is voor alle kinderen"
Schrijf de zin over uit alinea 3 waarin precies dezelfde informatie staat.
Schrijf de zin over uit alinea 3 waarin precies dezelfde informatie staat.
