herhaling thema 5 deel + UL 5.8 (2havo) - verkort rooster

Planning:
  • PO inleveren
  • huiswerkcontrole
  • herhalingsvragen deel thema 5
  • leerdoelen 5.8
  • uitleg 5.8
  • huiswerk opgeven
  • aan de slag met opdrachten (bij tijd over)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Planning:
  • PO inleveren
  • huiswerkcontrole
  • herhalingsvragen deel thema 5
  • leerdoelen 5.8
  • uitleg 5.8
  • huiswerk opgeven
  • aan de slag met opdrachten (bij tijd over)

Slide 1 - Tekstslide

PO inleveren
= geprint en linksboven een nietje erdoorheen

Donderdag na  14.30uur in mijn postvak = te laat ingeleverd. 

Slide 2 - Tekstslide

log in op lessonup met eigen naam
start herhalingsvragen

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen heeft een menselijke geslachtscel (zaadcel/eicel)?

Slide 4 - Open vraag

Hoeveel chromosomen heeft een menselijke lichaamscel?

Slide 5 - Open vraag

Alle celkernen van lichaamscellen in jouw lichaam bevatten precies dezelfde genen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Als een gen niet tot expressie komt in een bepaalde cel, dan wordt het DNA van dit gen in deze cel niet afgelezen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Je genotype wordt bepaald door de fenotype en je omgeving (milieu).
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Van elk chromosomenpaar is één chromosoom afkomstig van de moeder, en één van de vader.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Als een man zijn Y-chromosoom doorgeeft aan zijn kind, dan wordt het kind altijd een jongen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze chromosomen
zijn van een man.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Mitose en meiose zijn allebei celdeling;
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Er vindt celdeling plaats om zaadcellen te maken.
Is dit mitose of meiose?

A
Mitose
B
Meiose

Slide 13 - Quizvraag

Na de bevruchting vindt in de bevruchte eicel celdeling plaats. Is dit mitose of meiose?
A
Mitose
B
Meiose

Slide 14 - Quizvraag

Wat is variatie in genotypen?
A
Een nakomeling heeft hetzelfde genotype als de ouders.
B
Een nakomeling heeft hetzelfde genotype maar een ander fenotype.
C
Een nakomeling heeft en ander genotype dan de ouders.

Slide 15 - Quizvraag

chromebook dicht!

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen 5.8
  • Ik kan omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief betekenen. 

Begrippenlijst:
Recessieve allel / dominant allel / gensymbolen

Slide 17 - Tekstslide

DNA
  • Chromosomen bestaan voor een groot deel uit de stof DNA. 
  • DNA is opgebouwd uit de basen A,T, C en G.
  • Eén paar (A-T en C-G) noem je een basenpaar. 
Doordat de basenparen van het DNA in een bepaalde volgorde liggen, ontstaat een code met informatie. 

Slide 18 - Tekstslide

Een gen
  • De basenparen van een gen kunnen naast elkaar liggen, maar meestal zijn ze verdeeld over één of meer chromosomen. 
  • Voor alle eigenschappen zijn meerdere genen nodig en basenparen kunnen deel uitmaken van verschillende eigenschappen.
  • Een gen wordt ook wel een allel genoemd. 
  • Twee allelen van een gen noem je een allelenpaar. 
  • De informatie in een allelenpaar kan verschillend of hetzelfde zijn. 

Slide 19 - Tekstslide

Dominant - recessief

Slide 20 - Tekstslide

 Dominant & recessief
  • Ben je voor een eigenschap heterozygoot; dan komt slechts eén van beide allelen tot uiting in het fenotype. 
  • Dit allel noemen we het dominante allel.
  • Het andere allel noemen we het recessieve allel; 
  • dit allel komt alleen tot uiting in het fenotype als in beide chromosomen dit allel aanwezig is; dan ben je voor homozygoot.

Slide 21 - Tekstslide

Maar ik heb een zichtbare eigenschap die mijn beide ouders niet hebben????
  • Als beide ouders heterozygoot zijn voor een eigenschap, dan komt alleen het dominante gen tot uiting bij je ouders. 
  • Als jij dan van beide ouders het recessieve gen krijgt, komt dit recessieve gen wel tot uiting in jouw fenotype. 

Slide 22 - Tekstslide

Homozygoot/heterozygoot
Homozygoot =  2 dezelfde genen voor een eigenschap
Heterozygoot = 2 verschillende genen voor een eigenschap
                            

Slide 23 - Tekstslide

Gensymbool
Letters
Dominant -> Hoofdletter
Recessief -> Kleine letter

Bijvoorbeeld:
BB (homozygoot = bruine ogen)
 Bb (heterozygoot = bruine ogen)
bb (homozygoot = blauwe ogen)

Slide 24 - Tekstslide

huiswerk voor volgende les:
maak (online) van thema 5
van extra stof 5.8 opdrachten 1 t/m 3

Alsnog PO inleveren zonder puntaftrek = 
donderdag 8 juni voor 14.30uur.

Slide 25 - Tekstslide