5V - Leesvaardigheid

Leesvaardigheid
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je weten/kunnen?
Leesdoelen
schrijfdoelen 
tekststructuren
betrouwbaarheid
onderwerp/ hoofdgedachte
inleiding- aandachtstrekker
functiewoorden
functies alinea's
signaalwoorden
standpunt/ argument
feitelijke/ waarderende argumentatie
argumentatiestructuur
argumentatieschema
soorten slot
samenvatten stukje tekst
een blokjesschema maken/invullen

Slide 2 - Tekstslide

1. Welke tekstsoort hoort niet in het rijtje thuis?
A
discussiestuk
B
betoog
C
beschouwing
D
uiteenzetting

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
activeren

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Overhalen
D
Amuseren

Slide 5 - Quizvraag

MIDDENSTUK
INLEIDING
SLOT
Aanleiding v/d tekst
Voorbeeld bij het onderwerp
Leuk, kort verhaaltje bij het onderwerp
Belangrijke vraag
Mening
Opbouw v/d tekst
Deelonderwerpen uitgebreid besproken
Hoofdgedachte v/d tekst
Advies
Conclusie
Samenvatting
Toekomstverwachting
Antwoord op vraag

Slide 6 - Sleepvraag

Welke tekststructuur past niet bij de uiteenzetting?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
vraag-antwoordstructuur
D
verschijnsel-verklaringsstructuur

Slide 7 - Quizvraag

2. In een uiteenzetting staan feiten en meningen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

3. Wat vind je (meestal) niet terug in een beschouwing?
A
De mening van de schrijver
B
Meningen van deskundigen
C
Een oplossing voor een probleem
D
Oorzaken van een probleem

Slide 9 - Quizvraag

Hoe beoordeel je een tekst op zijn betrouwbaarheid?

Slide 10 - Open vraag

A. Met een tegenargument ontkracht je een standpunt.
B. Met een weerlegging ontkracht je een argument.
A
A en B zijn beide waar
B
A = waar B = niet waar
C
A = niet waar B = waar
D
A en B zijn beide niet waar

Slide 11 - Quizvraag

6. De EU moet Spanje niet steunen. Dat zou geen effect hebben. De steun aan Griekenland heeft destijds ook niets opgeleverd.
A
redenering op basis van voorbeelden
B
redenering op basis van kenmerk of eigenschap
C
redenering op basis van voor- en nadelen
D
redenering op basis van een overeenkomst

Slide 12 - Quizvraag

Stelling, argument, tegenargument, aanbeveling en samenvatting zijn voorbeelden van
A
signaalwoorden
B
verbindingswoorden
C
kernwoorden
D
functiewoorden

Slide 13 - Quizvraag


 Welke twee signaalwoorden zitten er in deze tekst?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 14 - Quizvraag

In alinea 2 staan twee signaalwoorden.
Schrijf de signaalwoorden op.

Slide 15 - Open vraag

Wat is in deze tekst het standpunt?

Slide 16 - Open vraag

Welke drie argumenten voert de schrijver in deze tekst voor zijn standpunt aan?

Slide 17 - Open vraag

Het is al moeilijk om je in het Nederlands genuanceerd uit te drukken. Dit is een...
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 18 - Quizvraag

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Argument 3
Hun biologische klok geeft hun ’s avonds sowieso al vrij laat een seintje dat het bedtijd is.
Als in het voorjaar de klok vooruitgaat, kunnen mensen er wel last van hebben, vooral avondmensen.
Onder invloed van licht wordt dat versterkt.
Als we iets afschaffen, laat het dan de zomertijd zijn. 

Slide 19 - Sleepvraag

Standpunt
Onafhankelijk
argument
Afhankelijk
argument
Ik denk dat het bij dit bedrijf niet zo goed gaat. 
Bijna de hele directie is vervangen
Veel werknemers zoeken een andere baan.

Slide 20 - Sleepvraag

Standpunt
Onafhankelijk
argument
Afhankelijk
argument
Geen wonder (dus) dat steeds meer werkgevers de sociale media op het werk verbieden.
Dat leidt behoorlijk af
Veel werknemers zitten tijdens hun werktijd op Facebook en Twitter

Slide 21 - Sleepvraag

Argument 1
Standpunt
Argument 2
Argument 3
Ontgroend worden is een bijzonder vernederende ervaring.
Je wordt voor van alles en nog wat uitgemaakt
Je moet de meest onsmakelijke dingen doen.
Daarom kun je maar beter geen lid worden van een studentenvereniging die aan ontgroenen doet.

Slide 22 - Sleepvraag

Standpunt
Onafhankelijk
argument
Afhankelijk
argument
Het heeft louter voordelen als er een goede app ontwikkeld wordt waarmee je vuurwerk via je mobieltje kunt afsteken. 
Met een goede VR-bril of met augmented reality zal het (namelijk) echter voelen dan echt.
Je kunt zo zelfs je halfdemente grootouders, je hond of kat laten mee genieten.
(Ook) de geperforeerde ozonlaag zal juichen.

Slide 23 - Sleepvraag

Tijdens een online les moet iedereen de camera aanzetten. Als je elkaar kunt zien, is er meer interactie en als je je camera aan hebt, let je beter op. Het praat gewoon makkelijker als je elkaar ziet.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
Het praat gewoon makkelijker als je elkaar ziet.
Tijdens een online les moet iedereen de camera aanzetten.
Als je je camera aan hebt, let je beter op.
Als je elkaar kunt zien, is er meer interactie.

Slide 24 - Sleepvraag

Waarop is deze argumentatie gebaseerd?
Volgens mij wordt het steeds moeilijker om in Amsterdam een betaalbare woning te kopen. Veel investeerders zetten hun geld niet meer op de bank, maar steken hun geld in woningen, die ze voor hoge prijzen verhuren.
A
Autoriteit
B
Een voorbeeld
C
Oorzaak en gevolg
D
Vergelijking

Slide 25 - Quizvraag

Waarop is deze argumentatie gebaseerd?
Louis van Gaal en Marco van Basten zijn grote voorstanders van het invoeren van zuivere speeltijd bij het voetbal. Laten we er niet langer mee wachten: invoeren die handel.
A
Autoriteit
B
Een voorbeeld
C
Oorzaak en gevolg
D
Vergelijking

Slide 26 - Quizvraag

Waarop is deze argumentatie gebaseerd?
Aangezien scooterberijders een helm moeten dragen, lijkt het me niet meer dan logisch dat mensen die op een e-bike rijden dat ook moeten.
A
Autoriteit
B
Een voorbeeld
C
Oorzaak en gevolg
D
Vergelijking

Slide 27 - Quizvraag

Wat moet je weten?
Leesdoelen
schrijfdoelen
tekststructuren
betrouwbaarheid
onderwerp/ hoofdgedachte
inleiding- aandachtstrekker
functiewoorden
functies alinea's
signaalwoorden
standpunt/ argument
feitelijke/ waarderende argumentatie
argumentatiestructuur
argumentatieschema
drogredenen
soorten slot
samenvatten stukje tekst
blokjesschema maken/invullen

Slide 28 - Tekstslide

Denk je dat je nu alles weet?
A
Ja
B
Nee
C
een beetje

Slide 29 - Quizvraag

Nog vragen?

Slide 30 - Open vraag