Toetsstof: Leesvaardigheid H2, 3, 4, 17, 18, 19, 33, 34 + de moeilijke woorden per hoofdstuk
Aan de slag!
timer
10:00
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Dinsdag 6 juni - 1AT1
10 minuten stillezen
Toetsstof: Leesvaardigheid H2, 3, 4, 17, 18, 19, 33, 34 + de moeilijke woorden per hoofdstuk
Aan de slag!
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Aan de slag!
Beantwoord de vragen op de volgende slides.
Slide 2 - Tekstslide
Theorievragen
Slide 3 - Tekstslide
Wat is GEEN tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
onderzoeken
Slide 4 - Quizvraag
2. Een tekst heeft als onderwerp ‘het coronavirus’. Bedenk twee deelonderwerpen die in deze tekst kunnen voorkomen.
Slide 5 - Open vraag
3. De tekstsoort ‘gedicht’ heeft als tekstdoel ‘amuseren’.
Noem twee tekstsoorten bij het tekstdoel ‘overtuigen’.
Slide 6 - Open vraag
4. Op welke drie manieren kan een schrijver zijn tekst afsluiten? Noem ze alle drie.
Slide 7 - Open vraag
5. Op welke vier manieren kan een schrijver zijn tekst inleiden? Noem ze alle vier.
Slide 8 - Open vraag
6. Welke tekstsoort hoort bij het tekstdoel ‘informeren’?
A
recensie
B
songtekst
C
recept in een kookboek
D
krantenbericht
Slide 9 - Quizvraag
7. Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort ‘reclametekst?
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
amuseren
Slide 10 - Quizvraag
Toepassingsvragen
Lees tekst 1
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
9. Lees het deel 'Het maakt … Dat gebeurde' nog een keer. De belangrijkste informatie van dit deel kun je in een paar woorden noteren. Welke woorden geven de belangrijkste informatie weer?
A
accentloos vreemde taal spreken
B
altijd accentloos spreken
C
eerst apps leren ontwikkelen
D
idee voor ontwikkelen WolKi
Slide 14 - Quizvraag
10. Uit hoeveel alinea’s bestaat deze tekst?
Slide 15 - Open vraag
11. Bedenk een passend tussenkopje boven de alinea 'De WolKi app … juicht Lukas'.
Slide 16 - Open vraag
12. Benoem het deelonderwerp van het deel: 'Het maakt … Dat gebeurde'.
Slide 17 - Open vraag
13. Citeer een zin uit de tekst met een mening. (Citeren = letterlijk overnemen)
Slide 18 - Open vraag
14. Citeer een zin uit de tekst met een feit. (citeren= noteer de eerste twee woorden en de laatste twee woorden van de zin)
Slide 19 - Open vraag
15. Waar verwijst ‘ze’ in alinea 2 naar?
‘Baby’s die WolKi nu gebruiken, leren als ZE groot zijn zonder accent een vreemde taal spreken.’
Slide 20 - Open vraag
Toepassingsvragen
Lees tekst 2
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
16. Op welke manier maakt de schrijver de lezer in de inleiding nieuwsgierig naar de rest van de tekst?
A
Een kort, grappig of bijzonder verhaaltje vertellen.
B
Een of meer vragen stellen.
C
Het onderwerp aankondigen.
D
De aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen.
Slide 23 - Quizvraag
17. Op welke manier sluit de schrijver de tekst af?
Slide 24 - Open vraag
18. Noteer het deelonderwerp van de vetgedrukte alinea (alinea 3).
Slide 25 - Open vraag
19. Wat is het tekstdoel van tekst 2?
Slide 26 - Open vraag
20. Waar verwijst ze in alinea 3 naar?
‘Meestal werken de bouwers met regelmatige blokken die ZE plaatsen met behulp van houten frames en metselkoorden.’