HelpendePlus Ziekten&Observeren - Les 2

Helpende Plus
Planning

06 mei - Wet- en regelgeving en medicatie
13 mei - Ziekten & Observeren
20 mei - Wondzorg & Communiceren
27 mei - Mictie
03 juni - Rouw
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Helpende Plus
Planning

06 mei - Wet- en regelgeving en medicatie
13 mei - Ziekten & Observeren
20 mei - Wondzorg & Communiceren
27 mei - Mictie
03 juni - Rouw

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Je legt uit wat bevoegd en bekwaam is;
2. Je past kennis toe van verschillende wetten waar je als zorgprofessional mee te maken hebt
3. Je oefent met kennis van medicatie
4. Je maakt een voor jezelf duidelijke uitwerking van medicatie die wordt toegediend in jouw BPV (indicatie, werking, bijwerking) - deelopdracht 1



Slide 2 - Tekstslide

Wet BIG (Beroepen in de individuele gezondheidszorg)

Slide 3 - Woordweb

Bevoegd en bekwaam
Bevoegd = je mag iets wettelijk doen (hebt opleiding gevolgd, theorie gehad)

Bekwaam = als je vaardig bent in de handeling, omstandigheden kunt beoordelen waarbinnen handeling plaatsvind, adequaat kunt reageren bij complicaties

Slide 4 - Tekstslide

De zorgverlener die medicijnen gereedmaakt moet hiervoor .... zijn
A
bevoegd
B
bekwaam
C
bevoegd en bekwaam
D
niet bevoegd en bekwaam

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer ben je bevoegd om een handeling uit te voeren?
A
Als je scholing voor de handeling hebt gevolgd
B
Als je de handeling meerdere keren zelfstandig hebt uitgevoerd.
C
Je mag iemand anders een taak geven de handeling uit te voeren
D
Geen idee

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

Ik heb een verklaring rondom gedrag (VOG) in moeten leveren bij start van mijn werk
A
Ja
B
Nee
C
VOG, wat is dat?

Slide 8 - Quizvraag

Wat doen jullie als de cliënt of familie een klacht heeft over de zorg?

Slide 9 - Open vraag

WGBO = Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst
Deze wet gaat over:

- de rechten en plichten van de zorgvrager
- medisch beroepsgeheim

Slide 10 - Tekstslide

Waar heeft de cliënt recht op?

Slide 11 - Woordweb

Rechten van de client
- Duidelijke informatie over de behandeling
- behandeling kan pas starten als de cliënt toestemming geeft
- cliënt mag altijd zorgdossier inzien, familie van de cliënt mag dit ook als de cliënt hen gemachtigd heeft
- recht op privacy m.b.t. medische gegevens

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de cliënt verplicht?

Slide 13 - Woordweb

Plichten van de client
- client moet juiste en volledige informatie geven aan de behandelaar
- client is verplicht adviezen op te volgen (therapie-trouw te zijn)

Slide 14 - Tekstslide

Plichten van de zorgverleners
- Behandelend arts moet een medisch dossier opstellen
- Als cliënt wilsonbekwaam is, mag de wettelijk vertegenwoordiger beslissingen nemen
- Als de cliënt wilsonbekwaam is en er moet een spoedbeslissing worden genomen (cliënt in coma) kan de arts dit doen

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeelden onvrijwillige zorg

Slide 16 - Woordweb

Wet zorg en dwang (Wzd)
Nee, tenzij gedrag leidt tot ernstige nadelen voor cliënt of anderen. 

Alternatieven voor onvrijwillige zorg?
Extern deskundige
Altijd toezicht

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

WMCZ
  • Cliëntenraad behartigt belangen
  • Meepraten over beleid
  • Cliënten krijgen informatie (verplicht)
  • Cliënten vergaderen met bestuur (verplicht)
  • Advies cliëntenraad MOET meegenomen worden
  • 1 persoon uit de cliëntenraad is lid van raad van bestuur

Slide 19 - Tekstslide

Mishandeling of huiselijk geweld, wat moeten we ermee?

Slide 20 - Tekstslide

Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
  • Zorgprofessional wordt ondersteund bij vermoedens
  • Meldrecht; ondanks beroepsgeheim een vermoeden melden bij VeiligThuis
  • Volg het stappenplan!

Er moet vastgelegd zijn:
- Wie doorloopt de meldcode?
- Wie is eindverantwoordelijk voor stap 5?
- Medewerkers scholen over vormen van geweld
- Hoe gaan we om met vertrouwelijke gegevens van cliënten?

Slide 21 - Tekstslide

Wet langdurige zorg
Welke cliëntdoelgroepen vallen onder de WLZ?

En welke niet?

Slide 22 - Tekstslide

Boek (20min)
Klassikaal tijd om te werken aan:

Hoofdstuk 3, opdracht 1 t/m 10


Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Medicijnquiz

Slide 25 - Tekstslide

Medicijnen
  • Uitsluitend op recept (UR) - mag alleen gebruikt onder medisch toezicht, alleen in apotheek verkrijgbaar
  • Niet-recept plichtig (NR) - te koop bij drogist of supermarkt
  • Homeopathisch - worden gemaakt van natuurlijke producten en vallen onder Geneesmiddelenwet
  • Alternatieve geneesmiddelen - kruiden/vitaminen/supplementen die niet vallen onder Geneesmiddelenwet 

Slide 26 - Tekstslide

Paracetamol is een
A
Uitsluitend op recept - medicijn
B
Niet recept plichtig -medicijn
C
Homeopathisch middel
D
Alternatief geneesmiddel

Slide 27 - Quizvraag

Echinaforce is een
A
Uitsluitend op recept - medicijn
B
Niet recept plichtig -medicijn
C
Homeopathisch middel
D
Alternatief geneesmiddel

Slide 28 - Quizvraag

Fosinopril (bloeddrukverlager) is een
A
Uitsluitend op recept - medicijn
B
Niet recept plichtig -medicijn
C
Homeopathisch middel
D
Alternatief geneesmiddel

Slide 29 - Quizvraag

Indicatie
Contra-indicatie
Aandoening/ziekte of symptoom waarvoor het medicijn wordt voorgeschreven
Medicijn verergert de ziekte, dit is een reden om het medicijn niet te gebruiken

Slide 30 - Sleepvraag

Voorbeeld
Sommige pijnstillers (diclofenac of ibuprofen) zijn slecht voor de nieren als de patiënt al een slechte nierfunctie heeft. Je geeft dan liever een andere pijnstiller, zoals paracetamol of morfine
WHO pijnladder

Slide 31 - Tekstslide

MEDICATIE DEELLIJST
Patiënt: Mw. Peters (18-07-1952) Patiëntennummer: 549584
Apotheek: Tepa Aalsmeer 
Allergieën: Benzodiazepines

Etalpha (Alphacalcidol) 0,75mg
2 x dd 0,75mg (tabletten van 0,25mg)
Voorschrijver: Dr. Doorn
Gestart: 02-08-2020
Maandag
08:00 3
18:00
21:00 3

Loop de 5 stappen langs. Hoe ziet dit er in de praktijk uit?

  1. Juiste medicijn
  2. Juiste patiënt?
  3. Juiste tijdstip?
  4. Juiste wijze van toediening?
  5. Juiste dosering?

Slide 32 - Tekstslide

Welke gegevens staan er op de baxterrol?

Slide 33 - Open vraag

GDS (baxter)
Voorbeeld

K. de Haas 10-04-1938

Maandag 08 maart 2020 08.00h
1 Ibuprofen 600mg tabl
tablet, ovaal, roze
1 Metformine 850mg
tablet, rond, wit
1 omeprazol 40mg
tablet, ovaal, geel



Slide 34 - Tekstslide

Welke medicijnen zitten niet in de baxter?

Slide 35 - Open vraag

Losse medicijnen
Zalf, pleister, poeder, inhalatiemedicatie, zetpillen, chemotabletten, antibioticakuur, antistollingsmedicatie trombosedienst

Slide 36 - Tekstslide

Een bruistablet is een specifieke medicijnvorm. Kun je er nog 3 noemen?

Slide 37 - Open vraag

Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Capsule

Slide 38 - Quizvraag

Deze medicijnvorm noemen we
A
Dragee
B
Tablet
C
Zetpil
D
Smelttablet

Slide 39 - Quizvraag

Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Smelttablet
D
Capsule

Slide 40 - Quizvraag

Deze medicijnvorm noemen we
A
Drank
B
Klsyma
C
Gel
D
Spray

Slide 41 - Quizvraag

Deze medicijnvorm noemen we
A
Gel
B
Klysma
C
Drank
D
Druppelvloeistof

Slide 42 - Quizvraag

Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Smelttablet

Slide 43 - Quizvraag

Slide 44 - Tekstslide

Systemische werking

Medicijn wordt ingeslikt of ingespoten en opgenomen in het bloed. Vervolgens wordt het afgegeven op de juiste plek
Lokale werking

Medicijn doet z'n werk op de plek waar het wordt aangebracht

Pufjes, zalven, oogdruppels, oordruppels

Slide 45 - Tekstslide

Systemische werking
Lokale werking

Slide 46 - Sleepvraag

Wie doet wat?
Arts: schrijft medicatie voor

Apotheek: Maakt medicatie klaar en levert af

JIJ:
- zet medicatie uit
- reikt medicatie aan en/of dient medicatie toe
- registreert en tekent af
- signaleert knelpunten (VIM/MIM!)
- Evalueert behandeling samen met cliënt en arts

Slide 47 - Tekstslide

Beoordeling eigen beheer medicatie
Categorie 1: cliënt bestelt en gebruikt medicatie zelf
Categorie 2: begeleider bestelt medicatie, cliënt gebruikt medicatie zelf
Categorie 3: cliënt bestelt medicatie, begeleider biedt hulp bij (een deel van) medicatie
Categorie 4: begeleider bestelt en biedt hulp bij (een deel van) medicatie
Categorie 5: begeleider bestelt, biedt hulp bij medicatie en ziet toe op inname

Welke 'BEM' komt in jouw zorginstelling het meest voor?

Slide 48 - Tekstslide

Van welke medicijn weet je dat ze een verslaving kunnen geven?

Slide 49 - Woordweb

Casus
Je komt bij binnen bij Dhr. Kaas. Het is 11.00h en hij ligt in bed, hij vertelt zich ziek te voelen. Ook geeft hij aan om 10.00h gebraakt te hebben en erge last van diarree te hebben.

Wat doe je?

Slide 50 - Tekstslide

Casus
Je hebt ochtendzorg verleent bij Mw. Roelvink en reikt de medicatie aan. Mw. wil de medicatie niet nemen, zegt dat ze er erg buikpijn van krijgt en dat jullie daar niets aan doen. 

Wat doe je?

Slide 51 - Tekstslide

Casus
Je helpt Dhr. Tolbeek bij het eten en innemen van medicatie. Dhr. heeft moeite met slikken, hij kan de grote tabletten moeilijk wegkrijgen. 

Wat doe je?

Slide 52 - Tekstslide

Casussen medicatie
Stap 1: Lees de casus: cliëntgegevens en medicatie gebruik. 

Stap 2: Beschrijf waarop jij specifiek gaat observeren, welke actie je gaat ondernemen, welke vitale functies jij zo nodig extra checkt en wat je rapporteert.

Slide 53 - Tekstslide

Protocol medicatie
Bekijk het protocol. 

Wat gaat er in de praktijk goed? Wat gaat er in de praktijk anders dan in het protocol?

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Link

Boek (20min)
Klassikaal tijd om te werken aan:

Hoofdstuk 3, opdracht 1 t/m 31


Slide 56 - Tekstslide