Leg het uit op een manier dat een klasgenoot die dit hoofdstuk nog niet heeft gehad, jouw uitleg kan snappen.
Stond in aantekening.
1. Hoe maak je een stroboscopische foto?
In het donker.
Met een camera.
Slide 3 - Tekstslide
1.Hoe maak je een stroboscopische foto?
In een donkere ruimte met als enige verlichting een stroboscooplamp die flitsen geeft met regelmatige tussenpozen. Bij elke flits wordt een foto gemaakt. Alle foto's komen samen op een stroboscopische foto.
Wat heb je nodig en hoe werkt het + conclusie.
Slide 4 - Tekstslide
2. Tussen de lichtflitsen is 0,04 s. Leg uit hoeveel tijd er zit tussen het 1e en laatste beeldje?
24.
5 ballen.
Slide 5 - Tekstslide
LEG UIT!
Eenheid!
Stond in aantekening.
2. Tussen de lichtflitsen is 0,04 s. Leg uit hoeveel tijd er zit tussen het 1e en laatste beeldje?
24.
5 ballen.
Slide 6 - Tekstslide
2. Tussen de lichtflitsen is 0,04 s. Leg uit hoeveel tijd er zit tussen het 1e en laatste beeldje?
7 beeldjes. Dus 6 intervallen. 6 × 0,04 = 0,24 s.
Slide 7 - Tekstslide
3. Leg uit wat voor beweging de bal uitvoert.
Sneller.
Rollen.
Slide 8 - Tekstslide
Leg uit!
Stond in aanteking.
Gebruik begrippen die je hebt geleerd:
- versnelde beweging
- eenparige beweging
- vertraagde beweging
3. Leg uit wat voor beweging de bal uitvoert.
Sneller. Rollen.
Slide 9 - Tekstslide
3. Leg uit wat voor beweging de bal uitvoert.
Versnelde beweging. De afstand tussen de beelden wordt steeds groter.
Slide 10 - Tekstslide
4. Maak de plaats-tijdtabel.
Wat klopt niet aan deze tabel?
Slide 11 - Tekstslide
Maak een tabel zoals geleerd in de aantekeningen.
Grootheid, eenheid. vb: tijd, seconden.
Slide 12 - Tekstslide
4. Maak de plaats-tijdtabel.
Voorbeeld antwoord.
Herhalingsfouten worden goed gerekend.
cm kan ook dm of m zijn.
Slide 13 - Tekstslide
5. Teken het plaats-tijddiagram.
Wat klopt niet
aan dit diagram?
Slide 14 - Tekstslide
Teken een diagram zoals beschreven in je aantekeningen.
Grootheid, eenheid. vb: plaats in cm.
Slide 15 - Tekstslide
5. Teken het plaats-tijddiagram.
Slide 16 - Tekstslide
6. Reken om.
Letterlijk leren.
km/h --> : 3,6 --> m/s
m/s --> × 3,6 --> km/h
Noteer hoe het komt dat je het niet wist.
Slide 17 - Tekstslide
7. Hoe noem je een beweging waarbij de snelheid constant is?
Eenparige beweging. Zie aantekeningen.
Noteer hoe het komt dat je dit niet wist.
Slide 18 - Tekstslide
8. Leg uit wat voor beweging de fietser uitvoert tussen t=0 en t=4 s.
Versneld, want de fietser komt steeds verder.
Slide 19 - Tekstslide
Leg uit.
Gebruik wat je hebt geleerd.
8. Leg uit wat voor beweging de fietser uitvoert tussen t=0 en t=4 s.
Slide 20 - Tekstslide
8. Leg uit wat voor beweging de fietser uitvoert tussen t=0 en t=4 s.
Vertraagd, want de stippen liggen na elke seconde steeds dichter bij elkaar.
Slide 21 - Tekstslide
9. Bereken de gemiddelde snelheid in km/h.
Gegevens. 8 m
Formule. m : s
Slide 22 - Tekstslide
Oefen met het
netjes opschrijven
van je
berekeningen.
Huiswerkopdracht 7 van 5.3.
Bord uitwerking. Schrijf mee.
Slide 23 - Tekstslide
9. Bereken de gemiddelde snelheid in km/h.
Maken.
Slide 24 - Tekstslide
10. Gijsje fietst 10 m/s. Ze is 120 m verwijderd van Bonita. Bereken hoeveel meter Gijsje aflegt in 10 s.
100 m/s
12 s.
Slide 25 - Tekstslide
Formules uit hoofd kennen.
afstand: km, m, dm, cm, mm.
tijd: s, h (uur), minuten.
(gemiddelde) snelheid: km/h, m/s.
Slide 26 - Tekstslide
10. Gijsje fietst 10 m/s. Ze is 120 m verwijderd van Bonita. Bereken hoeveel meter Gijsje aflegt in 10 s.
Bord uitwerking.
Schrijf mee.
Slide 27 - Tekstslide
11. Bonita fietst 5 m/s. Ze is 120 m verwijderd van Gijsje. Bereken hoeveel meter Bonita aflegt in 10 s.
Maken.
Slide 28 - Tekstslide
12. Teken het plaats-tijddiagram tot t=10 s.
13. Op welk tijdstip ontmoeten ze elkaar?
Voorbeeldopgaven in het boek zijn handig om door te nemen en zelf te oefenen.
Aantekening/ uitleg.
Slide 29 - Tekstslide
14. Noteer drie factoren waar de remweg van een auto afhankelijk van is.
Leren. (aantekeningen)
Slide 30 - Tekstslide
15. Een auto heeft bij een snelheid van 81 km/h een remweg van 40,5 m. Bereken de snelheid van de auto bij een remweg van 4,5 m.
Welke theorie hoorde hierbij?
Welke aantekeningen hoorde hierbij?
Slide 31 - Tekstslide
16. De remweg van een auto bij 36 km/h is 8 m. De stopafstand bij deze snelheid is
17 m. Bereken de reactietijd.
Welke theorie hoorde hierbij?
Welke aantekeningen hoorde hierbij?
Slide 32 - Tekstslide
16. De remweg van een auto bij 36 km/h is 8 m. De stopafstand bij deze snelheid is
17 m. Bereken de reactietijd.
remweg + reactieafstand = stopafstand
reactietijd hoort bij reactieafstand
dus reactieafstand = stopafstand - remweg = 17 - 8 = 9 m.