Chemisch rekenen - formatieve toets

Chemisch Rekenen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Chemisch Rekenen

Slide 1 - Tekstslide

3 vragen met deelvragen

Soms lege pagina na deelvraag, dat is de overgang naar nieuwe opgave.

Niet alles af? Geen paniek!  Liever de gemaakte opgaven goed, dan alles half en niet begrepen.

Slide 2 - Tekstslide

Opgave 1 (ook op volgende pagina's)
In 1,60 liter water is 26,00 gram H2S03 zwaveligzuur opgelost.

a Bereken hoeveel mol zwaveligzuur 1,00 liter van deze          oplossing bevat.
b Bereken hoeveel mmol zwaveligzuur is opgelost in              40,00 ml van deze zwaveligzuuroplossing.
c Bereken wat het massapercentage zwavel in                         zwavelzuur is.

Slide 3 - Tekstslide



1 a Bereken hoeveel mol zwaveligzuur 1,00 liter van deze oplossing bevat.

Slide 4 - Open vraag



1b Bereken hoeveel mmol zwaveligzuur is opgelost in 40,00 ml van deze zwaveligzuuroplossing.

Slide 5 - Open vraag

1c Bereken wat het massapercentage zwavel in zwavelzuur is.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Opgave 2
Een bepaalde koolwaterstof bevat 7,70 massa% waterstof.
a Bepaal door berekening de verhoudingsformule van deze koolwaterstof.
4,00 gram van de damp van deze koolwaterstof neemt onder standaardomstandigheden een volume in van 1,15 L.
b Bereken de molaire massa van deze koolwaterstof en bepaal de molecuulformule.

Slide 8 - Tekstslide

Een bepaalde koolwaterstof bevat 7,70 massa% waterstof.
2 a Bepaal door berekening de verhoudingsformule van deze koolwaterstof.

Slide 9 - Open vraag

4,00 gram van de damp van deze koolwaterstof neemt onder standaardomstandigheden een volume in van 1,15 L.
b Bereken de molaire massa van deze koolwaterstof en bepaal de molecuulformule.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 3
Carla wil 1,39 gram loodchloride bereiden. Ze heeft de beschikking over 0,100 M loodnitraatoplossing en een 0,100 M natriumchlorideoplossing.
a Geef de vergelijking van de reactie die optreedt als beide oplossingen bij elkaar worden gevoegd.
b Bereken hoeveel mL zij van elk van de beide oplossingen bij elkaar moet voegen om zonder verspil-
ling van grondstoffen de gewenste hoeveelheid loodchloride te krijgen.

Slide 12 - Tekstslide

Carla wil 1,39 gram loodchloride bereiden. Ze heeft de beschikking over 0,100 M loodnitraatoplossing en een 0,100 M natriumchlorideoplossing.
3a Geef de vergelijking van de reactie die optreedt als beide oplossingen bij elkaar worden gevoegd.

Slide 13 - Open vraag

b Bereken hoeveel mL zij van elk van de beide oplossingen bij elkaar moet voegen om zonder verspil-
ling van grondstoffen de gewenste hoeveelheid loodchloride te krijgen.

Slide 14 - Open vraag