In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Verpleegtechnisch vaste medicatie
Medicatiesommen
Slide 1 - Tekstslide
Mevrouw Eefting is erg angstig en gespannen na het overlijden van haar broer. Ze krijgt van de huisarts 2x per dag 15 mg oxazepam voorgeschreven. Aanwezig zijn tabletten van 30 mg. Hoeveel tabletten moet mw. per keer innemen?
A
2 tabletten
B
1 tablet
C
0,5 tablet
D
1,5 tablet
Slide 2 - Quizvraag
Antwoord
V : A
15 mg : 30 mg = 0,5 tablet
Slide 3 - Tekstslide
Na een val van zijn fiets heeft dhr. Morris veel pijnklachten. Hij mag daarom van de huisarts 4x daags 1 gr. paracetamol gebruiken. Hij heeft tabletten in huis van 500 mg. Hoeveel tabletten moet dhr. per keer innemen?
A
1 tablet
B
2 tabletten
C
0,5 tablet
D
3 tabletten
Slide 4 - Quizvraag
Antwoord
1 gr. = 1000 mg
V : A
1000 mg : 500 mg = 2 tabletten
Slide 5 - Tekstslide
Jasmijn heeft last van epilepsie. Ze gebruikt hiervoor 2x per dag 150 mg Carbamazepine. Op de medicatiekar heb je een fles van 250 ml met daarin 20 mg/ml Carbamazepine. Hoeveel ml moet je Jasmijn per keer geven?
A
20 ml
B
150 ml
C
7,5 ml
D
1 ml
Slide 6 - Quizvraag
Antwoord
Jasmijn heeft last van epilepsie. Ze gebruikt hiervoor 2x per dag 150 mg Carbamazepine. Op de medicatiekar heb je een fles van 250 ml met daarin 20 mg/ml Carbamazepine. Hoeveel ml moet je Jasmijn per keer geven?
V : A x 1 ml
150 mg : 20 mg/ml = 7,5 ml
Slide 7 - Tekstslide
Mw. Jansen gaat op een 7-daagse bootreis voor ouderen. Zij is bekend met de ziekte van Crohn en gebruikt hiervoor 4x daags 500 mg Salazopyrine. In de medicatiekar heb je een doos van 50 tabletten Salazopyrine 500 mg. Hoeveel tabletten geef je mw. mee?
Slide 8 - Open vraag
Antwoord
Aanwezig: 50 tabletten van 500 mg
Per keer: 1 tablet van 500 mg
Per dag: 4 tabletten
4 tabletten x 7 dagen = 28 tabletten
Slide 9 - Tekstslide
Ik kan berekeningen maken met vaste medicatie
Waar
Niet waar
Slide 10 - Poll
Ik kan uitrekenen hoelang je nog kunt doen met de voorraad medicatie.