In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Verpleegtechnisch rekenen 1
Medicatiesommen
Slide 1 - Tekstslide
Feiten
27.000 ziekenhuisopnames door verkeerd medicatiegebruik
1000 met dodelijke afloop
Berekeningen moeten goed zijn
Strenge norm toets: 8 punten = 5,5
Twee toetsen -> certificaat
Veel oefenen!
Slide 2 - Tekstslide
Doelen
Aan het eind van de les kun je:
- Berekeningen maken voor vaste medicatie
- Berekeningen maken voor vloeibare en druppelmedicatie
- Berekenen hoelang je kunt doen met medicatievoorraad
Slide 3 - Tekstslide
Programma
Doornemen basisprincipes
Uitleg formules
Samen sommen maken
Zelf aan de slag vanuit de reader: Medicatiesommen
Slide 4 - Tekstslide
Basisprincipes
Formule:
Voorschrift : Aanwezig (x 1 ml)
Vloeibare medicatie:
Hoeveel mg is er aanwezig per ml of per druppel?
Let op: Zorg voor gelijke eenheden in V en A!
1 gram (gr) = 1000 milligram (mg)
Slide 5 - Tekstslide
Mevrouw Eefting is erg angstig en gespannen na het overlijden van haar broer. Ze krijgt van de huisarts 2x per dag 15 mg oxazepam voorgeschreven. Aanwezig zijn tabletten van 30 mg. Hoeveel tabletten moet mw. per keer innemen?
A
2 tabletten
B
1 tablet
C
0,5 tablet
D
1,5 tablet
Slide 6 - Quizvraag
Antwoord
V : A
15 mg : 30 mg = 0,5 tablet
Slide 7 - Tekstslide
Na een val van zijn fiets heeft dhr. Morris veel pijnklachten. Hij mag daarom van de huisarts 4x daags 1 gr. paracetamol gebruiken. Hij heeft tabletten in huis van 500 mg. Hoeveel tabletten moet dhr. per keer innemen?
A
1 tablet
B
2 tabletten
C
0,5 tablet
D
3 tabletten
Slide 8 - Quizvraag
Antwoord
1 gr. = 1000 mg
V : A
1000 mg : 500 mg = 2 tabletten
Slide 9 - Tekstslide
Jasmijn heeft last van epilepsie. Ze gebruikt hiervoor 2x per dag 150 mg Carbamazepine. Op de medicatiekar heb je een fles van 250 ml met daarin 20 mg/ml Carbamazepine. Hoeveel ml moet je Jasmijn per keer geven?
A
20 ml
B
150 ml
C
7,5 ml
D
1 ml
Slide 10 - Quizvraag
Antwoord
Jasmijn heeft last van epilepsie. Ze gebruikt hiervoor 2x per dag 150 mg Carbamazepine. Op de medicatiekar heb je een fles van 250 ml met daarin 20 mg/ml Carbamazepine. Hoeveel ml moet je Jasmijn per keer geven?
V : A x 1 ml
150 mg : 20 mg/ml = 7,5 ml
Slide 11 - Tekstslide
Dhr. van Munster is erg onrustig 's nachts. Tijdens de nachtdienst schrijft de verpleeghuisarts daarom 2x daags 14 mg Dipiperon druppels voor. Op de fles Dipiperon lees je: 60 ml Dipiperon druppelvloeistof 40 mg/ ml. (20 druppels is 1 ml) Hoeveel druppels moet dhr. per keer krijgen?
Slide 12 - Open vraag
Antwoord
Dhr. van Munster is erg onrustig 's nachts. Tijdens de nachtdienst schrijft de verpleeghuisarts daarom 2x daags 14 mg Dipiperon druppels voor. Op de fles Dipiperon lees je: 60 ml Dipiperon druppelvloeistof 40 mg/ ml. (20 druppels is 1 ml) Hoeveel druppels moet dhr. per keer krijgen?
40 mg/ml : 20 druppels/ml = 2 mg per druppel
V : A x 1 druppel
14 mg : 2 mg/druppel = 7 druppels per keer
Slide 13 - Tekstslide
Voorraad medicatie
In welke situaties is het belangrijk om de voorraad te weten?
Slide 14 - Tekstslide
Voorraad medicatie
Hoeveel is er aanwezig?
Hoeveel gebruikt de zorgvrager per keer?
Hoeveel gebruikt de zorgvrager per dag?
Hoeveel gebruikt de zorgvrager per week?
Slide 15 - Tekstslide
Mw. Jansen gaat op een 7-daagse bootreis voor ouderen. Zij is bekend met de ziekte van Crohn en gebruikt hiervoor 4x daags 500 mg Salazopyrine. In de medicatiekar heb je een doos van 50 tabletten Salazopyrine 500 mg. Hoeveel tabletten geef je mw. mee?
Slide 16 - Open vraag
Antwoord
Aanwezig: 50 tabletten van 500 mg
Per keer: 1 tablet van 500 mg
Per dag: 4 tabletten
4 tabletten x 7 dagen = 28 tabletten
Slide 17 - Tekstslide
Aan de slag!
Maak de sommen in de reader
Veel oefenen!
Voor volgende week:
bekijk alvast de rekenreader 'oplossingen en injectiesommen'.