juni Herhaling woordsoorten en werkwoordspelling

Welkom
V2G
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
V2G

Slide 1 - Tekstslide

Online werken
- Neem de theorie door van werkwoordspelling H5 en H6 blz. 156 en 186 en maak de planning Werkwoordspelling H5 en 6
- Lees in je leesboek

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 
- Je frist je kennis over grammatica woordsoorten op
- Je leert persoonsvormen in samengestelde zinnen correct te spellen
- Je leert persoonsvormen en voltooid deelwoorden die hetzelfde klinken, correct te spellen
- je weet wanneer de formatieve toets is en wat de toetsstof is (ook voor de eindtoets)

Slide 3 - Tekstslide

Lesprogramma
- Instructie voor de leerlingen die online werken 
- Welkom en mededelingen: Formatieve toets
- Terugblik/huiswerk Formuleren
- Uitleg: Woordsoorten en werkwoordspelling (samengestelde zinnen en PVTT en VD die op elkaar lijken)
- Zelfstandig werken 

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik

Slide 5 - Tekstslide

Formatieve toets
woensdag 16 juni
Op Magister staat een overzicht van de toetsstof

Slide 6 - Tekstslide

H5 Werkwoordspelling
PV's in samengestelde zinnen 

Zoek alle pv's door...
En pas de regels voor werkwoordspelling toe

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

H6 PVTT en VD die op elkaar lijken
Dit gebeurt/ gebeurd wel vaak.
Is het wel verantwoordt/verantwoord dat de scholen weer open gaan?

Slide 10 - Tekstslide

Bepaal of het een PV of VD is

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Lidwoord (lw)
de, het en een
Een lidwoord (lw) hoort bij een zelfstandig naamwoord

De regen valt met bakken uit de hemel 
Het regent pijpenstelen. 

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (zn)
is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Voor een zelfstandig naamwoord (zn) staat vaak een lidwoord of je kunt het ervoor zetten.
NB: eigennaam = zn

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
zegt iets over een zelfstandig naamwoord. 

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: geeft aan van welke stof iets gemaakt is. 

BN afgeleid van (on)voltooid deelwoord: zo kort mogelijk schrijven


Slide 15 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord en  bezittelijk voornaamwoord

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon, dier of ding aan.
Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Let op bij
je, haar, jullie, ons en hun
Deze kunnen persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord zijn. 
Twijfel je?
Vervang het woord dan door hij, hem of zijn. 
Als je hij of hem kunt gebruiken, dan is het een pers. vnw.
Als je zijn kunt gebruiken, dan is het bezit. vnw.

Slide 18 - Tekstslide

Voegwoorden
1. Nevenschikkend voegwoord: verbinden twee woorden, woordgroepen of hoofdzinnen. 
dus, en, maar, of en want
2. Onderschikkend voegwoord: verbind een hoofdzin en een bijzin.
zoals: aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra. 

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
- Maak het oefenmateriaal woordsoorten 
- Maak de opdrachten van de planning: Werkwoordspelling H5 en H6 (H5: opdracht  2, 3 en 4, H6: opdracht 1, 2, 3 en 4) af

Slide 20 - Tekstslide