Ruimte, tijd, spanning, vertelperspectief

Ruimte
  • Plaats, tijd en omstandigheden waar het verhaal zich   afspeelt
  • Setting en decor, bepaalt de sfeer
  • Alle zintuigen: ruiken, voelen, zien, horen, proeven
  • Symbolisch: ruimte staat voor iets in het verhaal, zoals het   karakter of de gebeurtenissen (synchroon, a-synchroon).
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Ruimte
  • Plaats, tijd en omstandigheden waar het verhaal zich   afspeelt
  • Setting en decor, bepaalt de sfeer
  • Alle zintuigen: ruiken, voelen, zien, horen, proeven
  • Symbolisch: ruimte staat voor iets in het verhaal, zoals het   karakter of de gebeurtenissen (synchroon, a-synchroon).

Slide 1 - Tekstslide

Bord vol spaghetti - ruimte
____________________
_______________________________________
____________________
_________

Slide 2 - Tekstslide

Wat voor effect heeft de beschrijving van de ruimte in het verhaal Een bord vol spaghetti?

Slide 3 - Open vraag

Poep - ruimte
_______________________________________
___________
_________
_________________________

Slide 4 - Tekstslide

Wat voor effect heeft de beschrijving van de ruimte in het verhaal Poep?

Slide 5 - Open vraag

Tijd
  • Schrijver kan spelen met de tijd in de verhaalstructuur
  • Chronologisch of niet chronologisch
  • Terugblikken (flashbacks) of vooruitwijzingen (flashforward)
  • Tijdsvertraging
  • Spelen met de tijd maakt een verhaal spannend: wat is er gebeurd? Wat zou er gaan gebeuren? Waarom is die ene gebeurtenis uit het verleden zo belangrijk? 

Slide 6 - Tekstslide

Wat doet de schrijver met de tijd in het verhaalfragment?
A
Flashback (terugblik)
B
Flashforward (vooruitwijzing)
C
Vertraging van tijd

Slide 7 - Quizvraag

Wat doet de schrijver met de tijd in het verhaalfragment?
A
Flashback (terugblik)
B
Flashforward (vooruitwijzing)
C
Vertraging van tijd

Slide 8 - Quizvraag

Wat doet de schrijver met de tijd in het verhaalfragment?
A
Flashback (terugblik)
B
Flashforward (vooruitwijzing)
C
Vertraging van tijd

Slide 9 - Quizvraag

Vertelperspectief
  • Ik-perspectief
       Ik keek haar liefdevol aan en pakte mijn tas.
  • Hij-/zij-perspectief (personale verteller) - wisselend perspectief
       Hij wachtte rustig af. 'Waar bleef ze nou?', dacht hij.
  • Alwetende verteller (auctoriale verteller)
       Voor de zekerheid liep ze nog eens langs de schappen. Gefrustreerd          
       zocht ze naar het laatste ingrediënt dat ze nodig had.
 Betrouwbaar of onbetrouwbaar?

Slide 10 - Tekstslide

In welk vertelperspectief is dit verhaalfragment geschreven?
A
Ik-perspectief
B
Hij/zij-perspectief of personale verteller
C
Alwetende verteller of auctoriale verteller

Slide 11 - Quizvraag

In welk vertelperspectief is dit verhaalfragment geschreven?
A
Ik-perspectief
B
Hij/zij-perspectief of personale verteller
C
Alwetende verteller of auctoriale verteller

Slide 12 - Quizvraag

In welk vertelperspectief is dit verhaalfragment geschreven?
A
Ik-perspectief
B
Hij/zij-perspectief of personale verteller
C
Alwetende verteller of auctoriale verteller

Slide 13 - Quizvraag

Is dit vertelperspectief betrouwbaar of onbetrouwbaar?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar

Slide 14 - Quizvraag