Herhaling ruimte, de lezer overtuigen en activeren, onderwerp en hoofdgedachte

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling ruimte, de lezer overtuigen en activeren, onderwerp en hoofdgedachte
Vandaag:

1. Vragenmoment
2. Herhaling:
- ruimte
- de lezer overtuigen
- de lezer activeren
- onderwerp en hoofdgedachte

Slide 2 - Tekstslide

Toetsstof:
Fictie: H. 23
Schrijfvaardigheid: H. 24, 25 en 26
Taalverzorging: H. 27 en 28
Leesvaardigheid: H. 32, 33 en 34

Neem je woordenboek mee!



Heb je nog vragen?

Slide 3 - Tekstslide

Ruimte: omgeving waarin het verhaal zich afspeelt.

Ruimtebeschrijvingen zorgen voor een sfeer en zo voor spanning. 

functioneel: ruimte past goed bij de gebeurtenissen. 
contrasterend: ruimte past niet bij de gebeurtenissen. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat hoort niet bij de ruimte in een verhaal?
A
een hagelbui
B
de middeleeuwen
C
het karakter van een personage
D
geluiden

Slide 5 - Quizvraag

Een verjaardagsfeestje op een donkere, oude en verlaten begraafplaats.
A
ruimte is functioneel
B
ruimte is contrasterend

Slide 6 - Quizvraag

H. 25 De lezer overtuigen

Je leert hoe je in een betogende tekst de lezer overtuigt van jouw standpunt met argumenten.



Slide 7 - Tekstslide

betoog
standpunt
argument
tekst die gaat over het standpunt van de schrijver
mening
daarmee ondersteun je je mening. 

Slide 8 - Sleepvraag

Bedenk zelf een te snelle conclusie.

Slide 9 - Open vraag

Bedenk zelf een voorbeeld van een cirkelredenering.

Slide 10 - Open vraag

H. 26 De lezer activeren (blz. 106)

Je leert hoe je in een tekst de lezer in actie laat komen door het AIDA-model toe te passen. 

Aandacht
Interesse
Drang 
Actie

Slide 11 - Tekstslide

Hoe zie je A, I, D en A terug in deze poster? 

Overleg 2 minuten met diegene naast je. 
timer
2:00

Slide 12 - Tekstslide

H. 32 Onderwerp en hoofdgedachte
Je leert onderwerp en hoofdgedachte te onderscheiden.

Onderwerp: woord of woordgroep
Deelonderwerp: bepaalde kant van het hoofdonderwerp.
Hoofdgedachte: één volledige zin

Voorkeursplaatsen van de hoofdgedachte:
- titel
- eerste alinea
- laatste alinea

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte?

Slide 15 - Open vraag

Wat is het onderwerp?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?

Slide 18 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte?

Slide 19 - Open vraag

Ga naar Numo. 

Oefen met de taak werkwoordspelling. 

Slide 20 - Tekstslide