In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
AK 6
Stadsinrichting
- Laptop op tafel.
- Ingelogd op LessonUp.
GO!
Slide 1 - Tekstslide
AK6
Stadsinrichting
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt de opbouw van verschillende Nederlandse steden beschrijven.
Je weet wat verstedelijking is.
Je kent de gevolgen van verstedelijking in Nederland.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Dorpen en steden
Plaatsen waar mensen bij elkaar wonen, noemen we nederzettingen. Een kleine nederzetting is een dorp en een grote een stad.
Een dorp heeft minder voorzieningen (bijv. kerk, scholen, winkels) dan een stad.
In een stad heb je veel hoge gebouwen in het centrum. Aan de rand liggen bedrijventerreinen met kantoren en fabrieken. Er zijn veel voorzieningen, zoals een bioscoop, een ziekenhuis of een station.
Slide 5 - Tekstslide
Model van een stad
1. Historische binnenstad/stadscentrum - kantoren
2. oude woonwijken - industrie
3. nieuwe woonwijken - ruimte
Slide 6 - Tekstslide
De opbouw van steden
Hoewel je er wel veel sporen van vroeger kunt vinden, zijn de steden uit de middeleeuwen sterk gegroeid en veranderd.
De binnenstad is nog goed herkenbaar aan de oude gebouwen, kerken en nauwe straatjes.
Het stadscentrum is een deel van de stad waar veel winkels, cafés en restaurants / kantoren zijn. Vaak ligt het stadscentrum rond een station en zijn er parkeergarages vlakbij.
Buiten het centrum liggen de woonwijken, die soms weer verdeeld zijn in buurten. Een buurt is meestal in een bepaalde periode gebouwd, dus lijken de huizen erg op elkaar.
Aan de rand van de stad liggen bedrijventerreinen. Ze liggen aan grote wegen. Vaak verschillende soorten bedrijven bij elkaar.
Soms grenst een stad aan een andere grote plaats, waardoor je zo van de ene plaats de andere inrijdt. Zo'n stad met eraan vastgegroeide voorsteden heet een agglomeratie.
Agglomeratie
Slide 7 - Tekstslide
4.3 De verstedelijking van Nederland
Slide 8 - Tekstslide
Naar de stad
Na 1870: door industrialisatie veel nieuwe banen in fabrieken in steden.
-->urbanisatie / verstedelijking
-->tot ongeveer 1960
Voorbeeld: Rotterdam
- sterke groei na 1870
- veel werk, vooral in de havens
- kleine, dicht op elkaar gebouwde woningen
- veel herrie en stank van fabrieken
Slide 9 - Tekstslide
Nigeria een reus?
Na 1960 verhuisden steeds meer mensen de stad uit.
-->suburbanisatie
-->redenen: meer ruimte, stilte, schone lucht, veilig voor kinderen.
Twee factoren die ervoor zorgden dat mensen de stad uit konden verhuizen
toename welvaart
toename mobiliteit
Mensen kregen genoeg geld om een (duurder) huis + auto te kopen (om naar het werk in de stad te blijven reizen).
Ook de industrie verdween grotendeels uit de stad:
- beter bereikbaar, meer ruimte, minder overlast aan de rand van de stad
- of: failliet door concurrentie met lagelonenlanden
De stad uit
Slide 10 - Tekstslide
Nigeria een reus?
De suburbanisatie had grote gevolgen.
Gevolg 1: het platteland rondom de steden verstedelijkte.
-->steden en dorpen groeiden aan elkaar vast = agglomeraties
-->agglomeraties groeiden (bijna) aan elkaar vast = stedelijk gebied / stedelijke zone
-->grootste stedelijke gebied Nederland: Randstad
De gevolgen
Slide 11 - Tekstslide
Welke stad is dit?
A
Gouda
B
Den Haag
C
Amsterdam
D
Enschede
Slide 12 - Quizvraag
Welke stad is dit?
A
Rotterdam
B
Utrecht
C
Den Haag
D
Delft
Slide 13 - Quizvraag
Welke stad is dit?
A
Groningen
B
Leeuwarden
C
Maastricht
D
Alkmaar
Slide 14 - Quizvraag
Welke stad is dit?
A
Leiden
B
Utrecht
C
's-Hertogenbosch
D
Den Haag
Slide 15 - Quizvraag
Leerdoelen
Je kunt de opbouw van verschillende Nederlandse steden beschrijven.
Je weet wat verstedelijking is.
Je kent de gevolgen van verstedelijking in Nederland.