beeldspraak

Welkom!
Vandaag:
Start beeldspraak.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Vandaag:
Start beeldspraak.

Slide 1 - Tekstslide

Beeldspraak wat was het?
Letterlijk taalgebruik: wat er staat is wat je bedoelt.
Tijdens de carnavalsoptocht hebben we veel gezongen en gedanst.
Figuurlijk taalgebruik: er wordt iets anders bedoeld dan wat er staat. Je roept een beeld op. Dit noem je beeldspraak.
Tijdens de carnavalsoptocht hebben we de bloemetjes eens flink buiten gezet.

Slide 2 - Tekstslide

Welke vormen moet je kennen?
  • Vergelijking: je noemt een overeenkomst tussen het onderwerp en iets anders. 'als' 'van'
  • Metafoor: je gebruikt een woord of beeld voor iets anders waar het een overeenkomst mee vertoont.
  • Personificatie: je wijst een menselijke eigenschappen toe aan een begrip, plant of levenloos object.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Vergelijking 
Het object en het beeld staan in dezelfde zin en worden met elkaar vergeleken.

Zo wit als sneeuw
Een beer van een vent
Zij loopt hier rond als een kip zonder kop
Deze kamer is net als een zwijnenstal

Slide 5 - Tekstslide

Maak de vergelijking af
Zo ziek als een ...
Zo fris als een ...
Zo gezond als een ...
Zo stijf als een ...
Zo krom als een ...
Zo rood als een ...
Zo groen als ...

Slide 6 - Tekstslide

Een metafoor is een vergelijking zonder het woordje ALS.
Een METAFOOR 
is een vergelijking zonder het woordje ALS

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Metafoor
Je gebruikt een woord of beeld om iets met elkaar te vergelijken. Waar het naar verwijst, staat niet in de zin.
Voorbeeld: Het is hier een zwijnenstal. Het zwarte schaap van de familie.

Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn ook vaak metaforen
Voorbeeld: Daar komt de aap uit mouw.

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 10 - Tekstslide

Personificatie
Niet menselijke dingen krijgen menselijke eigenschappen. 

Dat stuk taart schreeuwde mijn naam
De zandkorrels kietelden de zolen van mijn voeten


Slide 11 - Tekstslide

Papier is geduldig
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 12 - Quizvraag

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 13 - Quizvraag

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 14 - Quizvraag

Annie kwam aanrijden in haar koekblik is een ....?
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 15 - Quizvraag

zo lek als een zeef
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 16 - Quizvraag

een deken van sneeuw
bedekt alle straten
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 17 - Quizvraag

zo slap als een vaatdoek
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 18 - Quizvraag

Het is spekglad
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 19 - Quizvraag

Dat is kat in het bakkie.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 20 - Quizvraag

Er met de pet
naar gooien.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 21 - Quizvraag

Het onder de knie hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 22 - Quizvraag

Het onder de knie hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 23 - Quizvraag

Zo rood als een tomaat
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 24 - Quizvraag

Je hoort de bomen
fluisteren
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 25 - Quizvraag

Het hart op de
tong dragen
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 26 - Quizvraag

zo blauw als de lucht
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 27 - Quizvraag

zo rood als wijn
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 28 - Quizvraag

Een zwijnenstal
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 29 - Quizvraag

Een deken van sneeuw
bedekt de straat
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 30 - Quizvraag

Spreekwoord - Uitdrukking
  • Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn metaforen.
  • Ga naar de website van Onze Taal en zoek van 2 uitdrukkingen die je nog niet kent de betekenis op. Leg in je eigen woorden uit hoe deze uitdrukking is ontstaan. Gebruik het uitwerkingsblad.
https://onzetaal.nl/schatkamer/lezen/uitdrukkingen

Slide 31 - Tekstslide

Ironie en Sarcasme
Je drijft de spot met iemand door iets te zeggen en het tegenovergestelde bedoelen.
Ironie: is mild van toon
Sarcasme: is bijtender van toon. Je bent kritischer en hebt een scherpe houding.

Slide 32 - Tekstslide

Welke vormen moet je nog meer kennen?
  • Ironie
  • Sarcasme
  • Overdrijving
  • Understatement
  • Eufemisme

Slide 33 - Tekstslide

Ironie
Ideaal strandweertje...
Het is me wat moois....
Dat is me toch een lieve jongen....

Slide 34 - Tekstslide

Sarcasme
Met deze cijfers weet je zeker dat je weer eens de beste bent van de klas.....
Als je zo doorgaat weet je zeker dat je in aanmerking komt voor een promotie.....

Slide 35 - Tekstslide

Verschil ironie en sarcasme

  • Ironie: pijnlijke humor, die niet kwetsend bedoeld is.

  • Sarcasme: pijnlijke humor, die juist wél kwetsend bedoeld is!

  • Geen duidelijke grens te trekken tussen ironie en sarcasme.
  • Ook is dit vaak persoonlijk, maar het gaat om de bedoeling van de spreker!

Slide 36 - Tekstslide

Overdrijving/understatement
Een overdrijving (hyperbool) is bedoeld om extra nadruk ergens op te leggen. Je wil hiermee je emotie of je mening extra duidelijk maken.

Een understatement (parabool) is juist bedoeld om grote en belangrijke zaken kleiner te maken.

Slide 37 - Tekstslide

Overdrijving
Door te overdrijven maak je iets groter, beter of erger dan het vaak is. Het is bedoeld om wat humor toe te passen in teksten.

Voorbeeld: Ik sterf van de honger. Ik sta al een eeuw te wachten. Ik ben in een seconde terug.

Slide 38 - Tekstslide

Understatement
Met een understatement maak je iets wat heftig, groot, lastig is een beetje kleiner. Voorbeeld:
Wat een leuk optrekje is dat.
Messi kon een aardig balletje trappen.
We zijn niet erg blij met onze docent.
Als je een één voor die toets hebt gekregen, heb je wel een paar foutjes gemaakt.



Slide 39 - Tekstslide

Eufemisme
Een eufemisme is een manier om iets verzacht uit te drukken. -   Door een eufemisme te gebruiken kan je iets wat onaardig is zeggen of schrijven zonder dat het onaardig, gruwelijk of vies
klinkt. 
Hij is helaas niet meer onder ons. 
Ik ga even naar het kleinste kamertje van het huis.

Slide 40 - Tekstslide