In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
1.2 Zakgeld omrekenen
Slide 1 - Tekstslide
Ik weet wat er bedoeld wordt met inkomen.
Ik ken het verschil tussen inkomen met tegenprestatie en inkomen zonder tegenprestatie en kan daarvan een voorbeeld noemen.
Ik ken het verschil tussen inkomen in geld en inkomen in natura en kan daarvan een voorbeeld noemen.
Ik weet dat inkomen op dezelfde manier vergeleken moet worden.
Paragraaf 1.1 Inkomsten en Soorten
Slide 2 - Tekstslide
Terugblik
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Een jaar heeft _____ dagen! Een jaar heeft _____ weken! Een jaar heeft _____ kwartalen! Een jaar heeft _____ maanden! Een week heeft _____ dagen!
Hoeveel dagen heeft een jaar?
Antwoorden
Een jaar heeft 365 dagen! Een jaar heeft 52 weken! Een jaar heeft 4 kwartalen! Een jaar heeft 12 maanden! Een week heeft 7 dagen!
1 maand
4 weken
Slide 5 - Tekstslide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
ontvangsten vergelijken met elkaar.
Wat gaan we leren?
Slide 6 - Tekstslide
Is €5,- per week hetzelfde als €20,- per maand?
Ja
Nee
Slide 7 - Poll
Inkomsten en uitgaven hebben vaak een bepaalde regelmaat:
per week
per maand
per kwartaal (3 maanden)
per jaar.
Je kunt inkomsten en uitgaven alleen vergelijken als ze over dezelfde periode gaan, bijv. over een week of of over een maand.
Hoe vaak krijg ik salaris?
Slide 8 - Tekstslide
Van maand naar jaar Maandbedrag x 12 = Week naar jaar Weekbedrag x 52 = Maand naar week Maandbedrag x 12 : 52 = Week naar maand Weekbedrag x 52 : 12 = Kwartaal naar jaar Kwartaalbedrag x 4 =
Inkomsten omrekenen (Formules)
Slide 9 - Tekstslide
OPDRACHTEN
timer
15:00
Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) Na 10 minuten gaan we de vragen bespreken!
Klaar? Stem (zachtjes) de antwoorden af met je buurman/ buurvrouw.
Slide 10 - Tekstslide
Huiswerk voor de volgende les:
Maken introductie vragen (online) vraag 1 t/m 5 van hoofdstuk 1.2 inkomsten omrekenen.