In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Het afweersysteem
Slide 1 - Tekstslide
0
Slide 2 - Video
Waar of niet waar? De huid is geen onderdeel van het afweersysteem.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Als een gevaccineerd persoon besmet wordt met het mazelen virus, dan komt het afweersysteem in actie.
Welke uitspraak is onjuist?
A
Deze persoon wordt niet ziek
B
Deze persoon wordt ziek
C
Witte bloedcellen gaan antistoffen maken
D
Er worden sneller antistoffen gemaakt
Slide 4 - Quizvraag
Welk bestanddeel van bloed zorgt voor afweer.
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplasma
D
Bloedplaatjes
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Afweer
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de functie van een witte bloedcel?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Bloedstolling
C
Afweer tegen ziekteverwekkers
D
Vervoeren van koolstofdioxide
Slide 7 - Quizvraag
Leg uit waarom het niet slim is om vaak antibiotica te nemen
Slide 8 - Open vraag
Waar voel je je nu eigenlijk ziek van?
A
Van de infectie
B
Van de infectie en van de afweerreactie van je lichaam
C
Van de afweer van je lichaam
D
Van de witte bloedlichaampjes
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekend vaccineren?
A
inenten
B
oefenen
C
verplaatsen
D
praten
Slide 10 - Quizvraag
Wat wordt er in het lichaam gespoten bij een vaccinatie?
A
ziekteverwekker
B
bacterie
C
verzwakte ziekteverwekker
D
antistof
Slide 11 - Quizvraag
Hoe word je immuun ( meerdere antwoorden mogelijk )?
A
door vaccinatie
B
doordat je witte bloedcellen bij de eerste keer ziekte antistoffen aanmaken
C
door koorts
D
door antibiotica
Slide 12 - Quizvraag
Welke ziekteverwekkers kan je bestrijden met antibiotica?
Slide 13 - Open vraag
Wat betekent immuun?
Je wordt eerst ziek voordat het immuunsysteem antistoffen kan maken. De tweede keer weet het lichaam al hoe de antistoffen gemaakt moet worden. Je bent immuun!
Slide 14 - Tekstslide
antistofcellen (geheugencellen)
witte bloedcellen die ‘onthouden’ hoe ze antistoffen moeten maken. Je bent dan immuun .
witte bloedcellen herkennen de ziekteverwekkers aan de eiwitten (antigenen) op de buitenkant van de cel.
!antistof is tof!
Slide 15 - Tekstslide
2 typen witte bloedcellen
vreetcellen:(witte bloedcellen die ziekteverwekkers opruimen)
antistofcellen:Witte bloedcellen die antistoffen aanmaken
Geheugencellen (antistofcellen) maken je immuun!
Slide 16 - Tekstslide
Inenten / vaccinaties
Injecteren met een dode, verzwakte ziekteverwekker, of delen van ziekteverwekker.
Je lichaam gaat antistoffen maken en herkend voortaan de ziekteverwekker; je bent nu immuun!!
Slide 17 - Tekstslide
Immuniteit
Natuurlijk
Kunstmatig
Actief
Passief
Slide 18 - Tekstslide
Natuurlijke immuniteit
- Je bent met de ziekte in aanraking geweest
- Je lichaam heeft antistoffen gemaakt
- Witte bloedcellen 'onthouden' deze antistoffen
Slide 19 - Tekstslide
Kunstmatige immuniteit
Vaccinatie (inenting)
- Dode of verzwakte ziekteverwekker wordt ingespoten
- Witte bloedcellen maken antistoffen
- Witte bloedcellen 'onthouden' deze antistoffen
Slide 20 - Tekstslide
immuniteit
1. Ziekteverwekker komt lichaam binnen..
2. Witte bloedcel maakt antistoffen
3. Antistoffen binden zich aan de ziekteverwekker
4. Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Op welke cellen zitten antigenen
A
Alleen op ziekteverwekkers
B
Op alle niet menselijke cellen
C
Op alle cellen
Slide 25 - Quizvraag
Reactie
Andere witte bloedcellen reageren door antistoffen te maken die precies op het antigeen passen.
Slide 26 - Tekstslide
Welke cellen maken antistoffen aan?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bacteriën
Slide 27 - Quizvraag
Wat denk je? Waarom kun je meerdere keren in je leven griep krijgen van een griepvirus?
Slide 28 - Open vraag
tot slot
nog even aandacht voor.....
Slide 29 - Tekstslide
Allergische reactie
Een reactie van je immuunsysteem op een onschuldige lichaamsvreemde stof (antigeen).
Bijvoorbeeld pollen, pinda's,
noten, .......
Roodheid, niezen, tranen,
opgezwollen slijmvliezen
Slide 30 - Tekstslide
Anafylactische shock
Een zeer zware allergische reactie waarbij de slijmvliezen heel erg opzwellen en wordt je benauwd. Je bloedvaten verwijden heel erg.
Levensbedreigend!
Epi-pen (adrenaline) vernauwt de bloedvaten tijdelijk.