H2 soorten en relaties 1e en 2e herhalingsles

Welk onderdeel van de microscoop zie je op deze afbeelding?
A
Oculair
B
Diafragma
C
Statief
D
Revolver
1 / 35
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welk onderdeel van de microscoop zie je op deze afbeelding?
A
Oculair
B
Diafragma
C
Statief
D
Revolver

Slide 1 - Quizvraag

In SE-week SE én PO
SE: hoofdstuk 2,3,8 (uit 4V), 16 (uit boek 5V), 17, 18 en 21 (6V).
Dat is: celstofwisseling (assimilatie/dissimilatie), plant, ecologie, evolutie, populatiegenetica 
4V en 5V - hoofdstukken staan op de ELO
PO: Toetst practicumvaardigheden en kan over elk onderwerp gaan. Geen extra voorbereiding nodig. Lijst met vaardigheden volgt nog

Slide 2 - Tekstslide

Maak een voedselketen van 4 organismen

Slide 3 - Open vraag

Herhaling hoofdstuk 2
Er volgen wat vragen en hier en daar wat uitleg.
Doe actief mee.
Noteer alles wat je niet wist.
Zorg dat je BINAS in de buurt hebt

Volgende les: uitleg populatiegenetica (is nieuw, staat in hoofdstuk evolutie uit 4V, is toen overgeslagen)

Slide 4 - Tekstslide

Welke twee soorten mussen zijn het meest aan elkaar verwant?
A
staartmees en kuifmees
B
staartmees en koolmees
C
kuifmees en koolmees

Slide 5 - Quizvraag

Binaire nomenclatuur
Geslachtsnaam (met hoofdletter) gevolgd door soortsaanduiding (kleine letter), eventueel nog aangevuld met ondersoort en ontdekker

Turdus merula (merel)
Turdus philomelos (zanglijster)
Turdus iliacus (koperwiek)
Turdus iliacus coburni (IJslandse koperwiek)

Bellis iliacus (?)  verwantschap?

Slide 6 - Tekstslide

Het is niet altijd duidelijk wat een soort is. Elke letter stelt een populatie voor. Overlap betekent dat ze onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. Hoeveel soorten zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

De piramide gaat over vier
soorten organismen. Wat stelt
deze piramide voor?
A
Aantallen sla-planten, slakken, lijsters en een sperwer
B
Biomassa boom, veel rupsen, aantal spinnen en een koolmees
C
Biomassa wortels, regenwormen, mollen en een reiger
D
aantal algen, garnaaltjes, kleine visjes, en een otter

Slide 8 - Quizvraag

Wat verstaan we onder een ecosysteem?
A
organismen van verschillende soorten die in een bepaald gebied samenleven
B
planteneters, vleeseters en alleseters en reducenten
C
groep individuen van zelfde soort die zich onderling voortplanten
D
alle relaties tussen organismen en hun milieu

Slide 9 - Quizvraag

De stamboom in de bron toont de afstamming van een aantal beukensoorten (het geslacht Fagus) in een zogenaamd areacladogram. Hierin is ook het verspreidingsgebied van de soorten aangegeven. Ze kwamen alle voor op het zuidelijk supercontinent Gondwanaland.

Tussen welke soorten beuken is de verwantschap het grootst?
A
tussen Fagus betuloides en Fagus nitida
B
tussen Fagus betuloides en Fagus mensziesii
C
tussen Fagus betuloides en Fagus dombeyi
D
tussen Fagus betuloides en Fagus balance

Slide 10 - Quizvraag


Domeinen: 
  • Bacterien
  • Archaea
  • Eukaryoten

Prokaryoten

Rijken
  • Planten 
  • Dieren
  • Schimmels
Domeinen & Rijken

Slide 11 - Tekstslide

Bacteriën en Archaea

Bacterien en Archaea zijn prokaryoten
Ze hebben geen kern
Planten zich voort door deling
Archaea leven vaak door onder extreme omstandigheden
Je hebt goeie en slechte bacteriën....
Mensen bevatten 1,5kg bacteriën op/in hun lichaam.









Slide 12 - Tekstslide

In een jong ecosysteem zijn nog veel niches (rollen binnen het ecosysteem) vrij. Soort X vestigt zich in een jong ecosysteem in een vrije niche. Er is geen sprake van concurrentie, predatie en ziektes.

Volgens welke curve zal deze groei van deze soort waarschijnlijk verlopen?
A
B

Slide 13 - Quizvraag

Guppy
tolerantiecurve voor watertemperatuur

Slide 14 - Tekstslide

optimumcurve

Slide 15 - Tekstslide

Hoe ziet de grafiek er uit voor een soort met een grotere tolerantie voor temperatuur?

Slide 16 - Tekstslide

Optimumgrafieken kennen we van enzymen
Optimum is compromis tussen aantal omzettingen en werkzame enzymmoleculen.
Hogere temp: meer enzymen onwerkzaam
Lagere temp: minder omzettingen.

Zuren kunnen vormen van eiwitten (tijdelijk) veranderen. pH is dus ook van invloed op werkzaamheid.

Optimumcurve is weergave van de enzymactiviteit.

Slide 17 - Tekstslide

Ik heb tot nu toe tijdens deze les....
A
nog niks nieuws geleerd
B
af en toe een 'aha-erlebnis' gehad
C
veel nieuwe dingen geleerd of opgehaald
D
hard nodig gehad want ik wist niet zoveel meer

Slide 18 - Quizvraag

En door! We gaan het over relaties hebben

Slide 19 - Tekstslide

Voedselrelaties: concurrentie, predatie of symbiose?
1: Een koe en een paard samen in één weiland;
2: Een havik vangt een muis;
3: Mycorrhiza (samenlevingsvorm van schimmels en planten via de wortels);
4: Leeuwen en tijgers op de savanne;
5: Korstmossen (samenwerking tussen een alg en een schimmel op bijvoorbeeld boomstammen of gebouwen)
6: Zwaluwen die vliegjes vangen.

Slide 20 - Tekstslide

Deze symbiose tussen cheetah en gazelle is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Geen symbiose maar predatie

Slide 21 - Quizvraag

Symbiose
  • Mutualisme: + / +
  • Commensalisme: + / 0
  • Parasitisme: - / +

    Geen symbiose:
  • Competitie - / -
  • Predatie - / +

Slide 22 - Tekstslide

Hoe noem je deze symbiose: een poetsvisje vangt parasieten tussen de schubben van een grotere vis
A
mutualisme
B
commensalisme
C
parasitisme
D
predatie

Slide 23 - Quizvraag

Accumulatie

Slide 24 - Tekstslide

Het gebruik van DDT werd verboden en de populatie is weer hesteld.
De stof DDT was, voor het in gebruik werd genomen, uitgebreid getest, onder andere op toxiciteit (giftigheid) voor de mens en allerlei diersoorten. Toch ging het mis door accumulatie.

Slide 25 - Tekstslide

Gewasbescherming
(met natuurlijke vijanden)
Een boer kan ook kiezen voor biologische bestrijding. Er worden dan natuurlijke vijanden van de plaagdieren losgelaten. In het voorbeeld van het plaatje hiernaast is het plaagdier de witte vlieg. Er worden sluipwespen losgelaten die hun eitjes leggen inde larven van de witte vlieg. De larven worden opgegeten en planten zich dus niet meer voort.
Het nadeel van deze bestrijdingsvorm is dat de sluipwespen misschien wel wegvliegen (in een kas is de kans hierop veel kleiner)
De voordelen:
  • geen schade aan andere nuttige insekten
  • geen resistentie
  • geen accumulatie van gifstoffen

Slide 26 - Tekstslide

Exponentiele groei
Geen beperkende factoren
Vaak verrassend
Geeft J-curve







Slide 27 - Tekstslide

J-curve, S-curve en dan
biologisch evenwicht

Slide 28 - Tekstslide

Populatiegroei
  • J-curve: exponentiële groei, invasieve exoten met onbeperkte hulpbronnen
  • Draagkracht
  • s-curve: schommelingen rond biologisch evenwicht

Slide 29 - Tekstslide

Uitstapje: CORONA
Andere landen: J-curve
China: S-curve


(virus is geen organisme)

Slide 30 - Tekstslide

Voedselweb

Slide 31 - Tekstslide

voedselweb

Slide 32 - Tekstslide

Voedselketen
Voedselweb

Slide 33 - Tekstslide

Hieronder staan 2 beweringen over een voedselweb:
1. een voedselweb begint altijd met een producent
2. de pijl in een voedselweb geeft de richting aan waarin de biomassa/energie wordt doorgegeven
A
beide zijn waar
B
alleen 1 is waar
C
alleen 2 is waar
D
beide zijn niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Dank voor je aandacht!
Tot (over)morgen

Vergeet niet om zelf ook hoofdstukken te herhalen. Gebruik biologiepagina. Maak oude examenopgaven.

Slide 35 - Tekstslide