In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Nettokracht
Slide 1 - Tekstslide
leerdoelen
Na vandaag kan je:
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag
Huiswerkcontrolle
Herhalingsvragen paragraaf 1 en 2
Uitleg hst via een filmpje
Lessonup quiz paragraaf 3
Maken paragraaf 3 in (digitale) werkboek
Slide 3 - Tekstslide
Herhaling paragraaf 1 en 2
Slide 4 - Tekstslide
Op de koorddanser werken twee krachten die elkaar opheffen.
Welke zijn dit ?
A
Kleefkracht, veerkracht
B
Veerkracht, spankracht
C
Spankracht, zwaartekracht
D
Zwaartekracht, luchtweerstand
Slide 5 - Quizvraag
Wat voor kracht wordt niet hier gebruikt?
A
Zwaartekracht
B
Spankracht
C
Spierkracht
D
Elektrische kracht
Slide 6 - Quizvraag
Wat voor kracht wordt hier gebruikt?
A
Magnetische kracht
B
Elektrische kracht
C
Zwaartekracht
D
Kleefkracht
Slide 7 - Quizvraag
Hoe noem je de kracht die de gewichtheffer op de halter uitoefent?
A
Spierkracht
B
Zwaartekracht
C
Gewicht
D
Massa
Slide 8 - Quizvraag
Welke van deze krachten werken niet op afstand?
A
Magnetische kracht
B
Luchtweerstand
C
Elektrische kracht
D
Zwaartekracht
Slide 9 - Quizvraag
Hiernaast metingen aan 3 veren. Op de y-as staat kracht, op de x-as staat uitrekking. Van links naar rechts, veer 1-2-3. Welke veer is het minst stug?
A
Veer 1.
B
Veer 2
C
Veer 3
D
Dat is met deze info niet te bepalen.
Slide 10 - Quizvraag
Welke veer is stugger?
A
Veer 1
B
Veer 2
C
Weet ik niet
D
Dat kun je niet zeggen
Slide 11 - Quizvraag
Welke veerunster bevat de sterkste veer.
A
linker
B
middelste
C
rechter
Slide 12 - Quizvraag
Liesbeth hangt vijf gewichtjes van elk 1 N aan een veer en de veer rekt 10 cm uit. Wat is de uitrekking van de veer als Liesbeth acht van zulke gewichtjes aan de veer bevestigt?
A
16 cm
B
21 cm
C
24 cm
D
32 cm
Slide 13 - Quizvraag
Aan een veer hangt massa van 5 kg. De veer rekt door het gewicht 10 cm uit. Hoe groot is de veerconstante van de veer?
A
C = Fv/u = 5 / 10 = 0,5 N/m
B
C = Fv/u = 50 / 10 = 5 N/m
C
C = Fv / u = 50 / 100 = 0,5 N/m
D
C = Fv/u = 50 / 0,10 = 500 N/m
Slide 14 - Quizvraag
Nettokracht
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Wat is de nettokracht?
A
Alle krachten bij elkaar opgeteld
B
als er geen krachten zijn, dat is de nettokracht
C
de sterkste kracht in de tekening
Slide 17 - Quizvraag
De nettokracht is altijd groter dan de tegenwerkende kracht.
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer de nettokracht 0 is, dan...
A
sta je altijd stil
B
Sta je stil of beweeg je met een constante snelheid
C
versnel je
Slide 19 - Quizvraag
Welke kracht is bij wielrennen de grootste tegenwerkende kracht ?